Nachtvlucht(53)
Geroutineerd schonk hij koffie in en hij overhandigde mij een mok.
‘Nooit last van zwervers, diefstal?’
Het was eruit voordat ik besefte wat ik zei. Het klonk alsof ik de man voor gek verklaarde. De dominee keek me aan alsof hij wilde zeggen dat mijn leeftijd geen belemmering vormde om me over de knie te leggen.
‘We zijn hier niet in de stad.’
‘Bent u gisteravond nog in de kerk geweest?’ wilde Alex weten.
De dominee wees naar zijn vrouw, die op de bank zat en het meisje de fles gaf. Ze dronk gulzig. Judy keek vertederd op haar neer. Ze zei: ‘Ik ben er geweest, om alvast de psalmen en liederen op het bord te veranderen voor de eerste trouwerij vandaag. Als er iemand was, heb ik het niet gezien.’ Behendig legde ze het meisje over haar schouder en klopte op haar ruggetje. Binnen enkele seconden liet ze een boertje, waar Judy haar enthousiast mee complimenteerde.
Melanie verscheen in de deuropening. ‘Mam?’ Ze gaapte overdreven en haalde een hand door haar warrige haar. Ze trok haar versleten ochtendjas strakker om zich heen toen ze de kamer rondkeek. De zwarte lijnen rond haar ogen waren niet verdwenen en er zaten donkere vegen op haar wangen. Achter haar dook Erik op. ‘Wat is dit allemaal? Het is nog niet eens zeven uur,’ zei hij met schorre stem. Hij droeg alleen een spijkerbroek en was op blote voeten. Hij stonk naar alcohol en sigarettenrook, en ik vermoedde dat hij nog niet zo heel lang in bed lag.
‘Iemand heeft een baby te vondeling gelegd in de kerk,’ zei Alex.
Melanie liep naar haar moeder toe en ging naast haar zitten. ‘Jeetje,’ zei ze, na een korte blik op de baby te hebben geworpen.
‘Jezus,’ was de reactie van Erik. Judy keek hem aan, maar zei niets. ‘Sorry,’ mompelde hij en hij kwam ook dichterbij om de baby te bestuderen.
Er stopte een ambulance voor de deur en Alex stond op om open te doen.
‘Ze blijft toch niet hier, of wel?’ vroeg Melanie.
Judy keek naar Bernadette, die zich tot mij wendde. ‘Ga jij maar met haar mee naar het ziekenhuis, dan ga ik naar kantoor om de molen in werking te zetten.’
Er moest zo snel mogelijk een pleeggezin gevonden worden. Baby’s plaatsen was erg lastig. Niet omdat er geen plek was; iedereen wilde wel een baby verzorgen, maar dat was nu juist het probleem. Aan een baby ging je je binnen no time hechten, veel meer nog dan aan oudere kinderen. Oneerbiedig gezegd zochten we iemand die zich niet de ogen uit het hoofd zou janken wanneer het tijd werd om afscheid te nemen. En dat kon binnen een week zijn, een maand of een jaar. Als we de biologische moeder van het kind niet konden vinden, ging de baby het adoptieproces in.
‘Kan ze hier niet blijven?’ vroeg Judy. ‘Wij hebben haar tenslotte gevonden. En we hebben ervaring als pleegouders.’ Het klonk alsof ze lang over die woorden na had zitten denken.
Bernadette glimlachte, om de boodschap die ze over moest brengen te verzachten. ‘Het spijt me. Dat is standaardprocedure.’
‘De moeder heeft haar niet voor niks in de kerk gelegd. Ze wist dat we een goed plekje voor haar zouden vinden.’
‘Juist, in de kerk. Niet op uw stoep,’ zei Bernadette vastberaden.
Als ik het voor het zeggen had, mocht de baby een tijdje bij Judy blijven. In het ergste geval zou het enkele dagen duren voordat er een pleeggezin werd gevonden en al die tijd zou het meisje in het ziekenhuis liggen, waar verpleegsters het te druk hadden om aandacht aan haar te besteden. Hier was zij beter af, waar ze overstelpt zou worden met liefde. Het was in ieder geval iets om haar slechte start te compenseren. Maar Judy was te oud, en te emotioneel betrokken. En God verhoede dat dat zou gebeuren, dacht ik grimmig. Op momenten als dit vroeg ik me af of ik het juiste beroep had gekozen. Vanuit een nobel streven wilde ik mensen helpen, net als Ron, maar daarvoor moest je je gevoel uitschakelen. Het leek me een contradictio in terminis. Twijfel jeukte onder mijn schedel, als een bijna vergeten muggenbeet waar je per ongeluk langs wrijft.
In het ziekenhuis was het druk, zoals altijd op zonnige dagen. Wanneer de zon volop schijnt, worden mensen onvoorzichtig. De zon verbrandt niet alleen de huid, maar ook een stuk gezond verstand. De temperatuur in de hersenpan loopt op, zo lijkt het, waardoor de boel gaat koken en mensen niet goed meer kunnen nadenken. En risico’s niet meer goed kunnen inschatten. Ze bewegen te veel, drinken te weinig en drogen uit. Ze voelen zich vrolijk en kijken niet uit als ze over straat lopen. Ze duiken met woeste bewegingen in het zwembad en breken iets, in het slechtste geval hun nek. Ze raken sneller geïrriteerd en die sluimerende ruzie met de buurman loopt uit op een vechtpartij. Zoveel stomme ongelukken, en dat allemaal omdat het warm is. Ik wist dat, omdat Ben altijd chagrijnig werd als de weerman veel zon voorspelde.