Reading Online Novel

Nacht in Parijs(45)



‘Ja?’

‘Spreek ik met Chantal Zwart?’

De vrouwenstem aan de andere kant van de lijn klonk gespannen.

‘Ja, spreekt u mee,’ zei Chantal, terwijl ze zich terugtrok in een hoekje van de zaak achter een rek met blikjes.

‘U spreekt met Isabelle Lavillier.’

Eindelijk.

‘Ik begreep dat u mij al een tijdje probeert te bereiken,’ zei de vrouw. ‘Waar gaat het over, als ik vragen mag?’

Chantal overwoog of het niet beter was om over tien minuten terug te bellen, thuis, zonder bediening die mee kon luisteren. ‘Fijn dat u me belt, mevrouw,’ reageerde ze half fluisterend. ‘Ik schrijf een serie interviews voor Vox,’ ging ze op luidere toon verder, ‘een serie over mensen die in 1968 aan de Sorbonne studeerden en terugkijken op vroeger.’ Bij het jaartal meende ze de man met het ringbaardje zijn neus te zien optrekken. ‘Dat klopt toch?’

‘Ik heb eind jaren zestig inderdaad aan de Sorbonne gestudeerd,’ antwoordde Isabelle Lavillier aarzelend.

‘Medicijnen, als ik me niet vergis.’

‘Ja, ja. En mijn man deed rechten.’

‘Dus u kent elkaar sinds uw studententijd?’ ‘Ja, inderdaad.’

Chantal twijfelde hoe ze verder moest gaan. ‘Ik wil u beiden graag interviewen,’ zei ze uiteindelijk, haar oude smoes herhalend.

‘Maar eh… aan mij hebt u echt niets. Mijn man is van het praten. Zelf blijf ik liever op de achtergrond. Bovendien…’ Er klonk een zenuwachtig lachje. ‘Ik zou niet weten wat ik zou moeten vertellen.’

‘Ieder mens heeft iets te vertellen,’ zei Chantal in een poging de vrouw over de streep te trekken.

‘Zou u denken?’

‘Absoluut.’

‘Heeft dat interview veel haast?’

‘Hoe bedoelt u?’

‘U had mij gisteren al gebeld, nietwaar?’

‘Ja, mevrouw.’

‘Maar gisteren was het zondag.’

‘Het spijt me dat ik u tijdens het weekend heb gestoord.’

‘Nee, ik bedoel dat ik verbaasd was om op zondag door een journalist gebeld te worden.’

‘Ik ben freelancer. En freelancers werken altijd.’

Op het grapje volgde slechts stilzwijgen. Chantal meende een kuchje te horen en een lange, diepe ademhaling. De daaropvolgende woorden gingen verloren in het rinkelen van de deurbel en het opgewonden o-how-nice-look-there-dear-isn’t-this-typically-French van een groep toeristen die met strohoedjes, hawaïhemden en camera’s voor de buik de winkel betraden.

‘Wat zei u, mevrouw?’ vroeg Chantal luid terwijl ze het toestel tegen haar oor drukte. Het leverde haar een verstoorde blik op van de bediende met de ringbaard. ‘Sorry, ik kon u niet verstaan.’

‘Het probleem is dat ik mijn man momenteel niet kan bereiken,’ zei Isabelle Lavillier, die ook luider was gaan praten. ‘Hij is zaterdag voor een belangrijk overleg vertrokken naar Orange. Ik heb hem vanmiddag nog proberen te bellen, maar zijn mobiel wordt niet opgenomen. Ik hoorde van mijn dochter dat hij vanochtend in de Assemblée verwacht werd, maar daar was hij dus niet, want eh… hij is momenteel in Zuid-Frankrijk. Zijn fractiemedewerker zei me dat hij daar niet van op de hoogte was, dus eh…’

Chantal kon zich niet langer inhouden: ‘Ik heb begrepen dat uw man zaterdagavond in Parijs was.’

‘O?’

‘Op een expositie.’

‘Waar?’

‘Galerie Prisma.’

‘En eh… hoe weet u dat?’

‘Dat heb ik van een vriendin gehoord.’

‘Een vriendin?’

‘Iemand die uw man daar heeft horen spreken.’

Aan de andere kant van de lijn was het even stil. ‘U maakt me ongerust,’ klonk het vervolgens.

‘Dat spijt me.’

‘En weet die vriendin dan misschien waar mijn man nu is?’ vroeg Isabelle Lavillier, alsof het Chantals schuld was dat haar man werd vermist.

‘Eh…’ Chantal kon het niet over haar hart verkrijgen om het nieuws via de telefoon te vertellen. Bovendien, hoezo nieuws? Na twee dagen had ze nog steeds geen bevestiging gevonden. ‘Misschien is het verstandig als we een afspraak met elkaar maken.’

‘Ik heb u al gezegd dat ik geen interviews geef.’

‘Maar eh…’

De verbinding was verbroken.

Chantal had het gevoel dat ze een enorme kans had verspeeld. Ze probeerde het gesprek te reconstrueren. Ergens was iets misgelopen, maar waar? In gedachten verzonken liep ze terug naar de toonbank.

‘Nog iets anders?’ vroeg de man met het ringbaardje, wijzend op de twee flessen Labaume Ainé & Fils.

‘Nee, dank u.’

‘Dat is zesennegentig euro tachtig.’

‘Pardon?’