Reading Online Novel

Kurt Wallander 04(138)



‘Bij het kasteel is een helikopterplatform’, zei hij. ‘Soms, maar altijd ’s nachts, gaan de onderaardse schijnwerpers aan. Dan landt er een helikopter, soms twee. Ze komen en vertrekken weer voor het licht wordt. Laagvliegende helikopters die niet door radarsystemen worden opgevangen. Wanneer Harderberg met zijn Gulfstream op reis gaat, verdwijnen Tolpin en Obadia de nacht ervoor met een helikopter. Daarna ontmoeten ze elkaar ergens. Misschien in Berlijn. Daar staan de helikopters geregistreerd. Wanneer ze terugkeren gaat het op dezelfde manier. Anders gezegd: ze passeren dus nooit een gewone grensovergang.’

Wallander knikte bedachtzaam.

‘Een laatste vraag’, zei hij. ‘Hoe weet je dit allemaal? Jij zit opgesloten in je bunker bij de poort. Je kunt je vast niet bewegen zoals je wilt.’

‘Op die vraag,’ antwoordde Ström ernstig, ‘krijg je geen antwoord. Laten we zeggen dat dat een beroepsgeheim is dat ik niet met anderen wil delen.’

‘Ik zal je getuigschrift regelen’, zei Wallander.

‘Wat wil je weten?’ vroeg Ström glimlachend. ‘Ik wist wel dat we het eens zouden worden.’

‘Dat wist je niet’, zei Wallander. ‘Wanneer moet je weer op het kasteel werken?’

‘Ik werk drie nachten achter elkaar. Ik begin vanavond om zeven uur.’

‘Ik kom vanmiddag om drie uur hier terug’, zei Wallander. ‘Dan zal ik je iets laten zien. Mijn vraag komt dan.’

Ström stond op en gluurde door de gordijnen.

‘Volgt iemand je?’ vroeg Wallander.

‘Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn’, antwoordde Ström. ‘Ik dacht dat jij dat ook wel geleerd had?’

Wallander verliet het huis en haastte zich naar zijn auto. Hij reed rechtstreeks naar het politiebureau. Bij de receptie vroeg hij Ebba het rechercheteam onmiddellijk voor overleg bijeen te roepen.

‘Je ziet er vreselijk gejaagd uit’, zei Ebba bezorgd. ‘Is er iets gebeurd?’

‘Ja’, antwoordde Wallander. ‘Eindelijk is er iets gebeurd. Vergeet niet Nyberg op te roepen. Ik wil dat hij er ook bij is.’

Twintig minuten later waren ze bijeen. Ebba was er echter niet in geslaagd Hanson te pakken te krijgen, die die ochtend al vroeg het politiebureau had verlaten zonder te zeggen waar hij naartoe ging. Net toen Wallander had besloten niet langer te wachten, kwamen Per Åkeson en Björk de vergaderkamer binnen. Uiteraard zonder dat hij vertelde dat hij met Kurt Ström een deal had gesloten, vertelde hij over hun ontmoeting in het huis aan Svarta vägen. De lusteloosheid die de laatste tijd de vergaderingen van het rechercheteam gekenmerkt had, leek opeens veel minder groot, ook al las Wallander van de gezichten van zijn collega’s de aarzeling af. Hij bedacht dat hij in zijn situatie waarschijnlijk te vergelijken was met een aanvoerder van een sportteam die zijn spelers ervan moest overtuigen dat ze nu voor een succes stonden, ook al hadden ze het afgelopen halfjaar alle wedstrijden verloren.

‘Ik geloof hierin’, eindigde hij zijn presentatie. ‘Kurt Ström kan heel waardevol blijken.’

Per Åkeson schudde zijn hoofd.

‘Ik vind het maar niks’, zei hij. ‘Nu moeten we voor het verdere lot van het onderzoek erop vertrouwen dat een veiligheidsbeambte die eerder uit het korps is geschopt, onze reddende engel wordt.’

‘Wat voor alternatief hebben we?’ wierp Wallander tegen. ‘Bovendien zie ik niet dat we iets onwettigs doen. Hij kwam naar ons toe; wij niet naar hem.’

Björk was nog categorischer in zijn afwijzing.

‘Er kan geen sprake van zijn dat we gebruikmaken van een informant die uit het korps is getrapt’, zei hij. ‘Als dit mislukt en in de media komt, wordt het een compleet schandaal. De chef van de rijkspolitie maakt me af als ik dit toesta.’

‘Dan mag hij mij afmaken’, zei Wallander. ‘Ik ben ervan overtuigd dat Ström het serieus meent. Hij wil helpen. Zolang wij niks onwettigs doen, kan er ook geen schandaal van komen.’

‘Ik zie de koppen al voor me’, zei Björk. ‘Dat zal niet fraai worden.’

‘Ik zie andere koppen voor me’, antwoordde Wallander. ‘Koppen die gaan over weer twee moorden die de politie niet heeft weten op te lossen.’

Martinson, die voelde dat het gesprek dreigde te ontsporen, greep in.

‘Het komt anders wel vreemd over dat hij in ruil voor zijn hulp aan ons niks terug wil hebben’, zei hij. ‘Moeten we echt geloven dat zijn woede over het feit dat hij zijn werk kwijt is, er voldoende motief voor is dat hij het politiekorps waar hij zo’n hekel aan heeft wil helpen?’

‘Hij haat de politie’, zei Wallander. ‘Maar ik denk toch dat hij oprecht is.’