Kurt Wallander 04(100)
‘Dat is een wereld die voor mij heel onbekend is’, zei Wallander. ‘Dat moet het ook voor Gustaf Torstensson zijn geweest. Hij was zijn hele leven een eenvoudige plattelandsadvocaat. Toch vond u voor hem een plaats in uw organisatie?’
‘Ik geef graag toe dat dat ook mijzelf heeft verbaasd’, zei Harderberg. ‘Maar toen we besloten onze Zweedse basis te verleggen naar kasteel Farnholm, had ik een advocaat nodig met kennis van de lokale omstandigheden. Mij werd Gustaf Torstensson voorgesteld.’
‘Door wie?’
‘Dat kan ik me niet meer herinneren.’
Daar heb je het, dacht Wallander. Hij herinnert het zich nog heel goed, maar hij wil geen antwoord geven op die vraag. Een nauwelijks merkbare verandering van het onbewogen gezicht was niet aan Wallanders ogen ontsnapt.
‘Ik heb begrepen dat hij zich uitsluitend met financieel advies bezighield’, zei Wallander.
‘Hij zag erop toe dat onze transacties met de buitenwereld in overeenstemming waren met de Zweedse wetgeving’, antwoordde Harderberg. ‘Hij was zeer nauwkeurig. Ik had groot vertrouwen in hem.’
‘De laatste avond’, zei Wallander. ‘Ik neem aan dat u in deze kamer zat. Waar sprak u toen over?’
‘We hadden een bod uitgebracht op vastgoed in Duitsland dat in bezit is van Horsham Holdings in Canada. Ik zou Peter Munk een paar dagen later ontmoeten om de deal indien mogelijk te sluiten. We bespraken of er ook formele bezwaren tegen de transactie konden zijn. Ons idee was om een deel van de koopsom in aandelen te betalen en een deel contant.’
‘Peter Munk’, vroeg Wallander. ‘Wie is dat?’
‘De grootste aandeelhouder van Horsham Holdings’, antwoordde Harderberg. ‘Hij is algemeen directeur.’
‘Het was dus een routineoverleg dat u die avond had?’
‘Er is niets opzienbarends voorgevallen.’
‘Ik heb inlichtingen gekregen dat er nog enkele personen aanwezig waren.’
‘Dat waren twee bankdirecteuren van Banca Commerciale Italiana’, antwoordde Harderberg. ‘We waren van plan om het Duitse vastgoed te betalen met een deel van ons aandelenbezit in Montedison. Die transactie zou door de Italiaanse bank tot stand worden gebracht.’
‘Ik wil toch graag de namen van deze mensen hebben’, zei Wallander. ‘Voor het geval het noodzakelijk zou blijken te zijn ook met hen te praten.’
‘Natuurlijk’, zei Harderberg.
‘Daarna verliet meester Torstensson kasteel Farnholm’, vervolgde Wallander. ‘Er is u die avond niets vreemds aan hem opgevallen?’
‘Niets.’
‘U hebt geen idee waarom hij werd vermoord?’
‘Het is mij een volkomen raadsel. Een oude eenzame man. Wie zou hem willen doden?’
‘Dat is het precies’, zei Wallander. ‘Wie wil dat? En wie schiet bovendien zijn zoon een paar dagen later dood?’
‘Ik meende dat de politie een spoor had?’
‘We hebben een spoor,’ zei Wallander, ‘maar we hebben geen motief.’
‘Ik zou willen dat ik u kon helpen’, zei Harderberg. ‘Als het kan zou ik graag willen dat de politie mij op de hoogte houdt van hoe het onderzoek zich ontwikkelt.’
‘Het is heel goed mogelijk dat ik nog een keer terug moet komen om meer vragen te stellen’, zei Wallander terwijl hij opstond.
‘Ik zal naar beste vermogen antwoorden’, antwoordde Harderberg.
Ze gaven elkaar weer een hand. Wallander probeerde door de glimlach heen te kijken, langs de ijsblauwe ogen. Maar ergens ontmoette hij een onzichtbare muur.
‘Kocht u de gebouwen?’ vroeg Wallander.
‘Welke gebouwen?’
‘In Duitsland.’
De glimlach werd nog breder.
‘Natuurlijk’, antwoordde Harderberg. ‘Dat was een heel goede deal. Voor ons.’
Ze namen bij de deur afscheid. Jenny Lind stond op blote voeten te wachten om hem uit te laten.
‘We hebben uw blocnote gevonden’, zei ze, terwijl ze door het grote trappenhuis liepen.
Wallander zag dat de mannen in de schaduw weg waren.
Jenny Lind gaf hem een envelop.
‘Ik neem aan dat daar de namen van de twee Italiaanse bankdirecteuren in zitten’, zei Wallander.
Ze glimlachte.
Iedereen glimlacht, dacht Wallander. Geldt dat ook voor de mannen die zich in de schaduw verbergen?
Toen hij Farnholm verliet, sloeg de storm hem tegemoet. Jenny Lind deed de deur achter hem dicht. De poort gleed open en hij voelde zich opgelucht toen hij erdoorheen was.
Hier reed Gustaf Torstensson, dacht hij. Om ongeveer dezelfde tijd.
Opeens was hij bang. Hij wierp een blik over zijn schouder om te controleren of er niemand op de achterbank zat.
Maar hij was alleen.
De storm rukte aan de auto. Het tochtte langs het raam.