Reading Online Novel

Kurt Wallander 04(10)



‘Dat verlang ik ook niet’, antwoordde Sten Torstensson. ‘Ik wil alleen weten wat er gebeurd is. Het was geen gewoon auto-ongeluk.’

‘Praat nog eens met Martinson’, zei Wallander. ‘Maar misschien kun je beter niet zeggen dat ik dat heb voorgesteld.’

Ze namen afscheid en Wallander zag de auto tussen de zandheuvels verdwijnen.

Opeens had hij haast. Hij kon het nu niet langer uitstellen. Dezelfde middag nog belde hij zijn arts en Björk op om mee te delen dat hij had besloten te stoppen als rechercheur.

Daarna bleef hij nog vijf dagen op Skagen. Het gevoel dat zijn innerlijk net een uitgebrand oorlogslandschap was, nam niet af. Toch voelde hij zich opgelucht over het feit dat hij het ondanks alles toch had kunnen opbrengen om een beslissing te nemen.

Zondag 31 oktober keerde hij terug naar Ystad om de papieren te ondertekenen die zijn tijd als rechercheur formeel zouden beëindigen.

Toen de wekker op maandagochtend 1 november even na zessen af ging, lag hij met open ogen in bed. Afgezien van korte momenten waarin hij had gesluimerd, was hij de hele nacht wakker geweest. Hij was verscheidene keren opgestaan en had aan het raam dat op Mariagatan uitkeek gestaan en gedacht dat hij in zijn leven weer eens een verkeerde beslissing had genomen. Misschien waren er voor hem in het leven geen natuurlijke wegen meer om in te slaan? Zonder een bevredigend antwoord te vinden was hij eerst gelaten op de bank in de woonkamer gaan zitten luisteren naar de gedempte muziek van de nachtradio die zacht aanstond. Ten slotte, vlak voor de wekker ging, had hij geaccepteerd dat hij geen keus had. Het was een moment van berusting, dat realiseerde hij zich heel goed. Maar vroeg of laat berust iedereen, had hij gedacht. Uiteindelijk worden we allemaal door onzichtbare krachten overmand. Niemand ontkomt eraan.

Toen de wekker was gegaan, stond hij op, haalde Ystads Allehanda uit de bus, zette in de keuken koffie en ging vervolgens douchen. Het voelde onwennig om weer in zijn oude routines terug te keren. Terwijl hij zich afdroogde, probeerde hij in zijn herinnering zijn laatste werkdag van bijna anderhalf jaar geleden op te roepen. Het was toen zomer geweest, hij had zijn kantoor opgeruimd en was nadien naar het havencafé gereden om een sombere brief aan Baiba te schrijven. Hij kon moeilijk besluiten of hij nou het gevoel had dat dat langgeleden was of juist niet.

Hij ging aan de keukentafel zitten en roerde met zijn lepeltje in het koffiekopje.

Toen was het zijn voorlopig laatste werkdag geweest.

Nu was het zijn definitief laatste.

Hij was bijna vijfentwintig jaar bij de politie geweest. Wat er in toekomst ook met hem zou gebeuren, die vijfentwintig jaar zouden altijd de ruggengraat van zijn leven uitmaken. Daar kon niets iets aan veranderen. Niemand kon vragen of zijn leven ongeldig kon worden verklaard en verzoeken of hij de dobbelstenen nog een keer mocht werpen. Er was geen weg terug. De vraag was of er wel een weg vooruit was.

Hij probeerde te achterhalen door wat voor gevoel hij op deze najaarsochtend eigenlijk beheerst werd. Maar alles was in leegte gewikkeld. Het was alsof de mist van de herfst tot diep in zijn bewustzijn was doorgedrongen.

Hij zuchtte, trok de krant naar zich toe en begon er afwezig in te bladeren. Zijn ogen wandelden over de pagina’s en hij had het gevoel dat hij de foto’s en artikelen al vele malen eerder had gezien.

Hij wilde de krant net wegschuiven toen zijn aandacht werd getrokken door een overlijdensadvertentie.

Eerst begreep hij niet wat hij zag. Vervolgens kromp zijn buik ineen.

Sten Torstensson, advocaat, geboren 3 maart 1947, overleden 26 oktober 1993.

Machteloos staarde Wallander naar de overlijdensadvertentie. Het was toch de vader, Gustaf Torstensson, die dood was? Hij had Sten immers een week geleden op het strand bij Grenen nog ontmoet?

Hij probeerde het te begrijpen. Het moest iemand anders zijn. Namen die door elkaar waren gehaald. Hij las de advertentie nog een keer, maar het was geen vergissing. Sten Torstensson, de man die hem een week geleden op Skagen had opgezocht, was dood.

Hij bleef zitten zonder zich te verroeren.

Vervolgens stond hij op, zocht zijn telefoonboek en toetste een nummer in. Hij wist dat degene die hij opbelde een ochtendmens was.

‘Met Martinson!’

Wallander bedwong zijn impuls de hoorn er weer op te leggen.

‘Met Kurt’, zei hij. ‘Ik hoop niet dat ik je wakker heb gemaakt.’

Het bleef lang stil in de hoorn voordat Martinson antwoordde.

‘Ben jij het?’ zei hij. ‘Dat had ik niet verwacht.’

‘Dat weet ik,’ zei Wallander, ‘maar ik wilde je iets vragen.’

‘Het kan niet waar zijn dat jij stopt’, zei Martinson.

‘Zo staan de zaken ervoor’, zei Wallander. ‘Maar daar bel ik niet over. Ik wil weten wat er met Sten Torstensson is gebeurd, de advocaat.’