Reading Online Novel

Krijgsraad(121)


'Hou op met lachen!' brult de Finse korporaal woest. 'Er valt werkelijk niets te lachen!'

'Als dat niet iets is om te sterven van de lach,' roept Porta bijna stikkend van het lachen uit, 'dan weet ik niet meer wat dan wél!'

'Stel je nou toch voor! Daar ligt-ie, net op het punt om klaar te komen, en net als-ie zover is komt er een bommetje, dat hen allebei regelrecht uit bed blaast!' grijnst Tiny.

Een onderofficier van het gemotoriseerde eskader probeert ze van elkaar af te trekken, maar de benen van het meisje zijn zo krampachtig rond de heupen van de man geklemd, dat hij het opgeeft. 'Hij was de enige man van wie ik ooit heb gehouden,' zegt het meisje dat tussen ons in staat. Haar verdriet klinkt in haar stem duidelijk door.

'Een verdomde schande dat hij nu juist moest sterven terwijl hij in de armen van een ander lag!' zegt Gregor verontwaardigd.

'En nog wel in die van een Duitse hoer,' zegt het meisje, dat nu hevig begint te snikken.





BLOEDHONDEN


Met de kracht van een stormram stort de ijskoude wind zich op ons en zuigt ieder spoortje warmte weg uit onze lichamen.

'Langzaam ademen,' raadt Heide me aan, als ik word overvallen door een krampachtige hoestbui. 'Zodra de vorst in je longen zit ben je er geweest!'

Ik begraaf mijn gezicht in mijn bonthandschoenen en adem heel behoedzaam, terwijl ik vecht tegen de hoest die mijn borst verscheurt. Ondanks de dikke laag bont en de zware camouflagecape voelt de ijskoude lucht aan als gloeiend staal. De vorst bevriest onze adem ogenblikkelijk tot ijs als we ook maar een seconde stil blijven staan. We zouden in onze eigen adem kunnen stikken.

Er staat een heldere maan aan de hemel en de sterren schitteren in de duistere diepte. De ijskoude lucht is gortdroog. In het heldere maanlicht heeft de toendra een geheimzinnig, spookachtig uiterlijk gekregen, dat tegelijkertijd verschrikkelijk én wonderbaarlijk mooi is.

In het noordoosten zien we een gigantisch gordijn van licht dansen, waarvan de kleuren glinsterend het hele spectrum doorlopen. Volkomen in de ban van het spektakel staren we naar deze elektronische lichtbundels, die zich langs de hemel verplaatsen.

'Wisten jullie dat het vandaag een van de grote nationale feestdagen is?' vraagt Porta. 'Vandaag zitten alle grote oorlogshitsers in de kerk psalmen te kwelen. Terwijl wij hier in de sneeuw ronddolen om elkaar de schedel in te slaan!'

'Inderdaad, dit is een van de grote Duitse feestdagen,' bevestigt Heide trots.

'Zeg dat wel! Duizend jaar geleden verorberden onze Germaanse voorouders op deze dag een massa wilde zwijnen!' grijnst Porta, klakkend met zijn tong.

'Is het werkelijk kerstavond?' zegt de Ouwe, omhoogstarend naar de glinsterende stralenbundels van het noorderlicht.

'Denk je dat de oorlog omstreeks de volgende kerst afgelopen zal zijn?' vraagt Gregor.

Niemand neemt de moeite hem te antwoorden. We hebben iedere kerst hetzelfde gezegd – en als de volgende kerst dan aanbrak was de oorlog telkens nog steeds aan de gang.

'Kom op, opstaan, jullie luie donders!' brult de Ouwe opgewekt. 'Nog maar een klein stukje en we zitten thuis, hoog en droog!'

'Daar komen we nooit doorheen,' kreunt Gregor, wijzend naar de gigantische wolken sneeuw die we voor ons zien wervelen. Er komt een nieuwe storm opzetten.

In de dwarrelende sneeuw horen we plotseling een Mpi ratelen, gevolgd door de langgerekte, hoge gil van een vrouw. Opnieuw ratelt de Mpi.

'Liggen!' blaft de Ouwe, wegduikend achter een hoge sneeuwval. Er vliegt een vuurpijl omhoog, die de ongelooflijk witte sneeuwwoestenij in een spookachtig licht baadt. Enkele minuten blijft de vuurpijl hoog in de lucht schommelen. In dit licht zien onze gezichten eruit als de gezichten van lijken.

'Ik heb een van de buren neergelegd,' brult Tiny boven het lawaai van de storm uit. De wind striemt in een reeks felle stormvlagen over de toendra. 'De kaffer liep recht in mijn armen, met een grote zak kerstcadeautjes!'

Opnieuw schiet er een vuurpijl omhoog, die met een doffe knal explodeert.

'Ik wou maar dat ze daar mee ophielden,' kankert de Ouwe. 'Laat ze die vuurpijlen maar in hun reet steken! Waar is het lijk?' sist hij, Tiny aanporrend.

'Daarginds! Zo dood als een pier!' antwoordt Tiny, wijzend naar een donkere vlek in de sneeuw.

'Het is een vrouw!' roept Porta verbaasd, als hij het lijk bereikt. 'Een vrouw, verdomme! Ze heeft nog een kind bij zich ook! Nou hoeven we alleen nog maar de echtgenoot, dan hebben we de hele verdomde familie!'

Nieuwsgierig buigen we ons over het lijk. Het was een jonge, knappe vrouw. Het kind is niet door Tiny's kogels geraakt, maar het lijkt half dood te zijn gevroren.

'Moest je haar nou per se neerschieten?' vraagt de Ouwe, Tiny verwijtend aankijkend.

'Verdomme, man, ik dacht dat het een van die Sovjet-snuiters was die achter ons aanzitten!' zegt Tiny verontschuldigend.

'Wat ben jij toch een kaffer,' zegt Barcelona.

'Jij kan in dit pestweer toch ook niet het verschil tussen een gozer en een griet zien!' brult Tiny nijdig. 'Wat moet ze trouwens midden in een oorlog buiten in de sneeuw met een koter op d'r arm?'