Inferno(42)
Hij tikte de punten af op zijn vingers. 'Een, dit is de eerste keer in honderd jaar dat ik er eens lekker mijn gemak van kan nemen. Twee, ik hoef niemand meer dood te slaan. Drie, ik mocht die lui op het eiland niet zo. Misschien zijn jullie beter gezelschap.'
'Wie weet. Hoe heette je op aarde?'
'William Bonney. Een eenvoudige boerenjongen die door iedereen in de stront werd geduwd en daarom maar terug begon te duwen.'
'Bonney?' Corbett ging abrupt overeind zitten; hij had zich veel sneller hersteld dan ik. 'Billy the Kid?'
'Vriend, er zijn op dat eiland zeker een dozijn mensen die allemaal beweren dat ze Billy the Kid zijn.'
'En jij?'
'Ik ben de echte.'
Ik kon de radertjes in Corbetts hoofd rond zien gaan: waren we gedoemd ons voor eeuwig af te vragen of Billy de waarheid sprak? 'Oké, ik geloof je', zei Corbett ten slotte. 'Ik was piloot van een ruimteschip.'
'Wat? Bedoel je dat je naar de maan bent gevlogen of zoiets?'
'Precies.'
Benito gromde, kwam half overeind en liet zich toen weer met een grom van pijn op de grond vallen. De huid van zijn benen was knalrood en zag er uiterst gevoelig uit. Hij had zich snel hersteld, net als Corbett, maar hij was nog niet in staat om verkenningstochtjes te gaan maken. 'Benito,' vroeg ik, 'wat staat ons nu te wachten? Terug kunnen we niet meer, dat is een ding dat zeker is.'
'Voor ons ligt het Woud van de Zelfmoordenaars. Een aangenaam oord, vergeleken bij wat we achter de rug hebben, vooropgesteld dat we de honden kunnen ontlopen.'
'De honden?'
'In het Woud worden degenen bestraft die de hand aan zichzelf hebben geslagen,' legde Benito uit. 'Iedere boom bevat de ziel van een zelfmoordenaar. We hebben geen gevaar van hen te duchten. Maar het Woud is ook de plek waar de Hevige Verkwisters worden bestraft, en hun straf bestaat er uit dat ze worden opgejaagd en verscheurd door troepen honden. Maar ik denk niet dat er veel honden zullen zijn. De zonde is zo goed als verouderd.'
Corbett keek op. 'Sinds wanneer kunnen zonden verouderen?'
'Zeden en gewoonten veranderen. In Dantes tijd waren er mensen die feesten organiseerden waarop ze een gedeelte van hun rijkdom verbrandden om te laten zien hoe vermogend ze waren.'
'Natchez!' riep ik. 'Gesundheit,' zei Corbett.
'Nee, verdomme, luister. Er was een Indianenstam die precies deed waar Benito het net over had. Ze hielden een feest en verbrandden dan een heleboel waardevolle dingen. Ze hielden wedstrijden om te zien wie het meest in het vuur durfde te gooien. Ik heb nooit geweten dat de Italianen hetzelfde deden.'
'Ze deden het', zei Benito. 'Voor straf moeten ze door deze bossen rennen achtervolgd door wilde honden. Als de honden hen te pakken krijgen scheuren ze hen aan stukken.'
Billy ging rechtop zitten. 'En genezen ze daarna weer gewoon?' 'Ja.'
Ik was ook aan het genezen. Mijn benen en billen deden nog pijn, maar het vlees was stevig en ik kon mijn spieren bewegen. Ik keek geboeid toe hoe de oude huid vervangen werd door een nieuwe.
'De honden en de zielen die ze nazitten zullen waarschijnlijk zeer klein in getal zijn,' zei Benito, 'en de bomen kunnen ons geen kwaad doen. Als het goed is zal dit stuk niet veel moeilijkheden opleveren.' Hij stond op. 'Iedereen klaar?' Mijn voeten waren nog steeds erg gevoelig, en Billy zei dat ook zijn voeten nog zeer deden, maar te oordelen naar wat Benito had verteld zouden we het dit keer makkelijk krijgen. Corbett en Benito waren weer volledig de oude. We gingen op weg, dieper de Hel in. Het was een obsessie van me geworden. Alles was beter dan Wachten - en als ik te lang stil bleef staan bij de pijn die ik in het meer had ondergaan, zouden we hier nóóit wegkomen.
Het beton hield op en ging over in aarde. We bereikten de top van een terreinverhoging, en plotseling was de grond doorsneden van greppels en geulen die door erosie waren uitgesleten, harde rode en gele klei bezaaid met kiezelstenen. We lieten ons in de eerste zakken, klauterden naar boven, daalden af in de tweede en krabbelden naar de top, waar de derde ons wachtte, en zo voort, en zo voort. In sommige geulen stond een laag water, stinkend water vol gebroken flessen, gebruikte condooms, papier en flesdoppen. Op het oppervlak dreef olie, plakkaten helgekleurde verf en chemicaliën die brandden aan onze voeten. Er groeide hier helemaal niets; dode boomstronken en verschrompelde bruine ranken reikten omhoog als uitgemergelde ouwewijvenvingers. De wind voerde vreemde geuren aan die hier helemaal niet op hun plaats schenen te zijn: auto-uitlaatgassen, bijtende zuren, brandende olie en rubber.
Billy gromde: 'Ik zie helemaal geen bomen, Benito. Waar heb je die krengen gelaten ?'
'We hadden het Woud al lang geleden moeten bereiken. Ik begrijp het niet. Maar we moeten doorgaan.' We klauterden naar de top van een geul en keken over de rand. Een hels landschap ontrolde zich voor onze blik. Het leek op een industriegebied op aarde. Troosteloos en kaal, nog niet een grassprietje. We moesten schreeuwen om boven de voortdurende herrie uit te komen. In de verte, vaag afstekend tegen het half-duister, doemden rechthoekige schaduwen op uit de nevelslierten en vette dampen. Gebouwen? Fabrieken?