Reading Online Novel

Het Zevende Kind(92)



In het ministerie zat hij op de vijfde dag na de aankomst van de brief te wachten op Severins telefoontje. Maar het was alsof zijn vroegere vriend vastbesloten was het contact niet te hervatten.





13 | De blauwe olifantjes


10 mei 2008



Het jubileum naderde – er waren nog slechts drie dagen te gaan – en ik voelde

de spanning die zowel het ministerie in zijn grip had als de verslaggevers die achter het beroemde verhaal over Kongslunds mogelijke Zondeval aan zaten, dat heel het land volgde. Niemand leek het proces te kunnen stoppen.

Vele jaren geleden had ik de avond voorafgaand aan weer een afscheid en de eerste strofen van het oude liedje Magna de vraag gesteld die ik altijd al beantwoord had willen hebben: ‘Hoeveel verzen zijn er eigenlijk?’ En mijn pleegmoeder had geantwoord: ‘Hoeveel denk je?’

‘Tweeduizend negenhonderddrieënzeventig,’ had ik gezegd zonder te aarzelen – en ik bemerkte een plotselinge schrik in haar ogen, alsof zulke kleine meisjes dergelijke grote getallen helemaal niet zouden moeten bevatten. Toen zei ze: ‘Ons liedje zal eeuwig doorgaan, Marie, ook als jij en ik er allang niet meer zijn.’

Ik zakte ineen onder het gewicht van die enorme bekentenis. Het valt te begrijpen dat dat niet een reactie was die mij ook maar het geringste beetje geruststelde.



*



Een enkele vlakke hand kon het vervolg op pagina 3 van Fri Weekend van die dag bedekken – en te oordelen naar het ontevreden gezicht van de hoofdredacteur, was dat veel en veel te weinig.

De Kongslund-affaire dreigde op niets uit te draaien voordat hij überhaupt goed en wel op gang was gekomen.

Het was een koele dag waarop de wind vanaf Rådhuspladsen naar de H.C.Andersens Boulevard raasde en verder de hoek om bij Kalvebod Brygge en langs de kop van de haven, waar Avishuset met al zijn prachtige idealen van vrijheid, gelijkheid en tolerantie – paradoxaal genoeg – het einde van de oude hippies in de woonboten langs Tågernes Kaj had gemarkeerd. Ze waren allemaal door de politie verwijderd en ze waren in de cel beland, zonder dat iemand er verder een gedachte aan besteedde. Knud Tåsing had zich naar de beschutting van het zwarte gebouw gehaast, dat zich in vijf verdiepingen langs het havenbassin uitstrekte en hem altijd aan een oversized speelgoedblok deed denken dat daar door een onhandige kinderhand wat achteloos was neergegooid. De hoofdredacteur had hem zwijgzaam aangekeken en had heel even geleken op een muis in een val die weliswaar zowel kaas als worst bevatte, maar geen uitweg. Misschien was het de verjaagde dromers gelukt een laatste wraakgierige vloek achter te laten, want niets leek aan te willen slaan voor het noodlijdende krantenproject. Binnen de redactie sijpelde de vitaliteit in kleine, maar duidelijke rimpelingen weg naarmate de oplage bleef dalen. De hoofdredacteur was de derde op de post van hoofdverantwoordelijke voor binnenlandse onderwerpen in slechts zeven maanden.

‘Als je niet je reputatie uit een ver verleden had gehad, was dit nooit een zaak geworden,’ zei hij tegen Knud Tåsing en toonde daarmee tegenover alle aanwezigen zijn ongenoegen over de kop van die dag: Voormalig directrice zwijgt over Kongslund-affaire. Hij kon niet ontkennen dat Knud Tåsing in zijn vorige leven een ster was geweest, maar hij had de bijna persoonlijke betrokkenheid van de journalist bij de zaken waar hij verslag van had gedaan nooit erg professioneel gevonden.

Channel dk had diezelfde ochtend de eerste reclamespotjes voor een documentaire over Kongslund op 12 mei om 20:00 uur uitgezonden. Dat was over slechts twee dagen, en dat was op de vijfde dag van de affaire het enige dat deze nog interessant maakte.

En verdere dekking noodzakelijk maakte.

‘Hebben zij iets wat wij niet hebben?’ vroeg de hoofdredacteur wat clichématig. Hij droeg een stropdas, wat steeds populairder werd als symbool voor het feit dat men het droomtijdperk verlaten had en plaats had gemaakt voor een werkelijkheid die van veel steviger materiaal was gemaakt, en voor veilige, goed geplande werkwijzen.

‘Ik weet het niet,’ zei Knud Tåsing. Hij had een leeg sigarettenpakje verfrommeld tot een groen met wit balletje, waar hij intensief naar staarde. De overige journalisten waren stil, en dit was een uiting van een wanhoop die een vaste plek had gevonden aan de vergadertafel in het gigantische Redactiesecretariaat, waar een groeiend aantal bureaus leeg was komen te staan, als gevolg van de slechte financiële positie van het blad.

Nils Jensen kwam binnen en ging bij een van de verplaatsbare groene scheidingswanden staan die te licht waren om tegenaan te leunen. Hij had zijn Nikon-toestel over zijn schouder.

‘Dat jubileumfeest – kunnen we daar iets mee? Ik moet zeggen dat ik denk dat die grote onthulling wishful thinking is en blijft... We moeten gewoon toegeven dat die er niet komt,’ zei de hoofdredacteur.