Het Zevende Kind(81)
Misschien zou het de gebeurtenissen van de daaropvolgende maanden ook niet hebben veranderd. Op dit niveau bogen mannen zelden voor elkaar – en ze gaven bijna nooit toe.
Zelfs als ze het gevaar hadden gezien (en dat hadden ze misschien wel gemoeten), zou ieder afzonderlijk de verantwoordelijkheid hebben weggeschoven, en het proces zou zijn voortgezet tot het nulpunt, waar toch niemand ook maar iets kon veranderen. Zo was dat in de oude sprookjes, zo was dat in liefde en oorlog, en zo is dat in de wereld van de machtigen waar de eerzucht regeert en geen andere gevoelens toelaat.
Maar dat wordt natuurlijk bestraft.
Er waren die middag drie mensen in het kantoor van de manager op de zesde verdieping aanwezig, en een half jaar later waren twee van hen dood.
*
Daarna zei de Professor tegen Peter – als een professor die het tegen een student heeft: ‘Je deed het goed, tot je hem bedreigde. Dat was oerstom.’
De Professor moest achter de deur hebben staan luisteren naar het gesprek dat de mist in ging.
Hij kwam op Peter af: ‘Ik vind net als hij, dat je de betekenis van de anonieme brief volledig overdrijft. Elke idioot kan zulke talentloze onzin schrijven.’
Peter staarde naar zijn bestuursvoorzitter. De Kongslund-affaire ging rechtstreeks in tegen de plannen van de Professor en de jonge conceptleeuwen voor nieuwe briljante kijkcijfers die de concurrerende tv-zenders op afstand konden houden. Je kon best problemen aanpakken, maar in dat geval moesten de schurken duidelijk definieerbare individuen zijn: bendeleden, terroristen, moslims – geen gezichtsloze overheid en al helemaal niet de welvaartsstaat. ‘We moeten vóór al het goede in het leven zijn!’ had Bjørn Meliassen in januari geroepen op de strategieconferentie van de Channel dk-directeuren, die De Negen Toppers werden genoemd. ‘We moeten het geluk vinden voor onze kijkers – en het geluk is alles wat we al hebben... het is onze familie, onze kinderen, onze televisie, onze welvaart en ons land. Het zijn al die dingen die we willen verdedigen! Laat degenen die het hier niet mee eens zijn ergens anders heen gaan en de onaangepasten teruggaan naar waar ze vandaan komen. We kunnen niet alle dwaze zeden en gebruiken van de wereld overnemen.’
Bjørn Meliassen haalde diep adem. ‘Ik weet een ding waarvan je geen idee hebt dat ik het weet, Trøst. Ik weet dat je zélf in dat kindertehuis hebt gezeten als klein kind, en dat je in Rungsted hebt gewoond en geadopteerd bent. Ik weet van Knud af, en ik weet ook...’ – hij boog zich voorover naar de tv-ster wiens hand met het glas rode wijn in de lucht leek bevroren – ‘...dat jullie rector een hartaanval kreeg na grof vandalisme op je school. Ik weet veel meer dan je denkt, en ik begrijp dat er een meer dan gemiddeld sterke man voor nodig is om opgewassen te zijn tegen alles wat jij hebt meegemaakt.’
Peter was gloeiend rood in zijn gezicht geworden. Hij voelde onwillekeurig de kwast van de visagiste in zijn nek, maar het was slechts de Professor die koude lucht tussen de dunne lippen door blies.
‘Wat had je dan verwacht, Trøst? Dat ik geen informatie zou inwinnen over mijn grootste ster? Ha-ha. Je hebt je echte ouders nog nooit opgezocht, en er zijn er anders genoeg die dat wel doen. Je weet niet eens wie het zijn en je wilt het ook niet weten. Daarom spreekt Kongslund je zo sterk aan. Het is je eigen verleden, dat je najaagt in de vorm van die dwaze John Bjergstrand-figuur. Je zou eens naar een van onze uitstekende psychologen moeten gaan en het er allemaal uit gooien.’
Peter Trøst voelde de misselijkheid omhoog komen golven vanaf de onderkant van zijn middenrif. De Professor had gebeurtenissen uit zijn verleden genoemd waar hij helemaal niet vanaf zou moeten weten. De particuliere school en het vandalisme en de tijd dat hij bevriend was geweest met Knud Mylius Tåsing. Hoe had hij die kennis in handen gekregen?
‘Luister eens, Trøst...’ De Professor noemde Peter nooit bij zijn voornaam als hij doceerde. ‘Ook al worden we gesubsidieerd door een suikeroom in Amerika, dan is onze toekomst toch nog niet gebaseerd op liefdadigheid, maar op keiharde reclame-inkomsten.
Zo zit onze wereld in elkaar. We kunnen geen verhalen als dit gebruiken. Geloof me maar. En dan nog iets...’ De ogen van de Professor glansden zoals op de avond waarop hij in zijn eerste en meest briljante tv-show was verschenen, en Peter staarde van twee meter afstand in zijn boosaardige blik. ‘Carl Malle belde direct na je telefoontje naar mij, namens de minister. Als onderzoeksleider is hij zeer verbolgen over onze betrokkenheid. Die kan elke poging tot het oplossen van de zaak schaden.’
Peter zag hem voor zich – Carl Malle, de opzichter en jager – en op dat moment begreep hij waar de Professor zijn informatie vandaan had. De misselijkheid klom verder omhoog in zijn keel. Ze wisten meer dan op welke andere manier dan ook maar mogelijk was.