Gijp(63)
Borst beschrijft een ruzie met vriend Mario Been en peilt ook even de stemming thuis, waar de voetballer en zijn jonge gezin proberen de moed erin te houden. Hij schrijft: ‘Jacqueline van der Gijp vindt de situatie uitzichtloos. René loopt haar in de weg. Hij brengt geen geld in, terwijl dat wel zo hoort. Ze probeert haar humeur voor bezoekers te camoufleren, maar overtuigend doet ze dat niet. Als ze de deur uit is, beschuldigt René van der Gijp zichzelf. ‘Het is niet makkelijk leven met me. Ik ben ongeregeld, schuif de vervelende dingen voor me uit. Jacqie is juist heel punctueel en zorgzaam. In die zin ben ik wel egoïstisch, hoewel ik heel goed voor mijn vrouw en kind ben. Maar ik ben iemand die zorgen uit de weg gaat. Ik hou niet van problemen. Ik kan niet tegen gezeik. Als er ergens spanning is, ga ik die uit de weg. Ik wil leuke dingen meemaken. Ik denk altijd: ik moet ’t naar m’n zin hebben. Jacqie en ik respecteren elkaar. Dat is het belangrijkst. Ze zou ’t liefst hebben dat ik bepaalde dingen verander, maar ze respecteert dat ik blijf wie ik ben. Zorgeloos, zo lang als het kan.’
Maar op het einde van een vreemde week, als er is gelachen, gedronken, gemasseerd en getraind, openbaart zich toch iets wat op ontgoocheling lijkt. ‘Ik wil niet sentimenteel doen’, zegt Van der Gijp dan, ‘maar zoals nu – ik zit zonder club. Er belt geen mens op. Dan merk je dat de voetbalwereld leeg is. Dat niemand je belt hoe het met je gaat. Of ze doen strontvervelend, zoals Been. Voetballers zijn zo verschrikkelijk met zichzelf ingenomen.’ En: ‘Iedereen beschermt zichzelf. Ik ben ’n beetje vrij. Ook al stond ik ernaast, dan dacht ik niet: die gozer op mijn plaats moet zijn been maar eens breken. Eigenlijk is het mijn wereldje niet. Of ik nou straks in december stop of over drie jaar. Ik weet zeker dat ze mij niet meer terugzien in de voetballerij.’
Ruim 22 jaar nadat ze samen door het Kralingse Bos holden, zegt Borst: ‘Ik vond het heel confronterend om René van der Gijp, het natuurtalent, zo te zien. Het was over. Hij was twintig procent van zijn snelheid kwijt. En hij had er ook niet echt voor geleefd. Maar wat moet je doen als je geen acties meer hebt? Werken. Maar dat is nooit zijn sterkste kant geweest. René had in zijn nadagen ook nog de pech dat het voetbal was geëvolueerd. Eigenlijk was zijn type speler al bijna uitgestorven. En tegenwoordig bestaat-ie al helemaal niet meer. Zelfs Messi is méér dan een momentenvoetballer. Die werkt ook gewoon hard mee, omdat dat van hem verwacht wordt. En dat is de beste voetballer ter wereld. Maar René heeft verder nooit aan het spel deelgenomen, behalve wanneer hij de bal kreeg. Hij moest eerst aangespeeld worden, dan gebeurde er pas iets. Eerder niet.’
‘Zo is hij als voetbalanalist ook. Hij heeft geniale momenten. Ik vind het fantastisch hoe hij zich op televisie heeft ontwikkeld. Alleen al zijn voorbereiding vind ik klasse. Hij ziet alles en heeft vaak heel scherpe observaties. René komt soms met dingen die je zelf tijdens de wedstrijd over het hoofd hebt gezien. Dat is knap. Je kunt merken dat hij kijkt met het oog van de ex-topvoetballer. Niet van de ex-voetballer, maar ex-topvoetballer. Dat is een verschil. Als Marc van Hintum iets zegt, heb ik zelden dat ik rechtop in de bank ga zitten. Bij René gebeurt dat wel. Vooral als hij met bijzondere details komt, verbaast hij me. Als speler presenteerde hij zich altijd als de eenling, maar hij wist dus kennelijk dondersgoed wat er om hem heen gebeurde. Hij heeft alles gezien. Maar hij ontrok zich er gewoon aan.’
‘Ik zie wel raakvlakken tussen mijn eigen situatie en die van René. De hype die René overspoelde na het WK in Zuid-Afrika, die had ik in 2003. Ik ging vanaf het begin als een komeet. Daar heb ik ook erg van genoten. Maar vanaf 2006 werd dat gevoel steeds minder. Misschien heeft René dat ook gehad. Het is in het begin natuurlijk ook gewoon lekker, succes op televisie. Dan geniet je van alles. Van hoe je ego wordt gevoed. Dat mensen zeggen dat je een uniek figuur bent, alleen maar omdat je durft te zeggen wat je denkt. Wat op zich natuurlijk al heel vreemd is. Maar als je niet uitkijkt ga je zelf ook nog geloven dat je een tv-persoonlijkheid bent.’
‘Televisie verandert een mens, maar vooral een mensenleven. En daar kan ik niet zo goed tegen. Net als René ben ik een beetje een controlfreak. Ik zei op televisie graag waar het op stond, maar de gevolgen daarvan konden me al snel gestolen worden. Ik ben me rot geschrokken toen ik merkte wat het betekent om bekend te zijn. Omdat ik meer dan één kant heb. Ik ben net zo aimabel als kritisch, net zo warm als vals. Met andere woorden: ik heb veel componenten. Maar op televisie is vaak het evenwicht zoek en wordt snel één kant van iemand uitvergroot. Televisie is een machtig medium. Ik heb gemerkt dat ik er te gevoelig, of te overgevoelig, voor ben. En René is ook een gevoelige jongen, veel gevoeliger dan wij misschien wel denken. Daarom kan ik niet zeggen dat ik helemaal verbaasd was over zijn inzinking. Vergis je niet: de aandacht kan je naar de keel grijpen. Bij René is dat volgens mij gebeurd. Want hij heeft natuurlijk wel graag publiek, maar er moet wel een hek tussen zitten. Hij creëert nog steeds afstand, hoewel hij het tegenovergestelde uitstraalt. Nogmaals: die jongen zit vol tegenstrijdigheden.’