Reading Online Novel

Getuige(93)



‘Horen jullie dat?’ vraagt de bevelhebber aan de anderen.

Joona legt de grote kaart boven op de tekening en laat zien waar alle zijsporen lopen en waar de wagons staan.

‘Volgens mij kunnen we tot hier komen zonder ontdekt te worden. Het is een beetje lastig in te schatten, maar in elk geval tot hier.’

‘Ja, daar lijkt het wel op.’

‘De afstand is kort, maar ik wil toch een scherpschutter op het dak van de dichtstbijzijnde wagon hebben.’

‘Dat ben ik,’ zegt een van de mannen.

‘En ik kan hier gaan liggen,’ wijst de jongere scherpschutter.

Met grote passen lopen ze achter Joona aan naar de stalen deur. Een van de mannen checkt zijn reservemagazijnen een laatste keer en Joona wurmt zich in een kogelwerend vest.

‘Ons primaire doel is de jongen uit de wagon te halen, ons secundaire doel de verdachte op te pakken,’ legt Joona uit en hij doet de deur open. ‘Jullie richten in eerste instantie op de benen van het meisje en in tweede instantie op schouders en armen.’

Een lange, vaalbleke trap leidt naar beneden naar de zijsporen onder de onderhoudsremise Johanneshov, waar metrowagons neer worden gezet voor grote reparaties.

Het enige wat achter Joona te horen is, is het doffe stommelen van zware laarzen en keramische kogelwerende vesten.





105


Als de groep in de tunnel komt, bewegen ze zich voorzichtiger, langzamer. Het geluid van de stappen op grind en roestige zijsporen weerkaatst fluisterend tegen de met metaal beklede rotswanden.

Ze naderen een gedeukt metrostel waar een rare stank omheen hangt. De wagons staan erbij als duistere overblijfselen van een achterhaalde beschaving. Het schijnsel van de zaklampen dwaalt over de ruwe wanden.

Ze verplaatsen zich in een rij, snel en bijna geruisloos. De sporen vertakken zich bij een handwissel. Een rode lamp met gebarsten bol schijnt zwak. In het zwarte grind ligt een vieze werkhandschoen.

Joona gebaart naar de groep de zaklampen uit te doen. Daarna lopen ze verder in de smalle spleet tussen twee buiten gebruik gestelde wagons met ingeslagen ruiten.

Een doos met vettige bouten staat tegen de wand met loshangende kabels, contactdozen en stoffige tl-buizen.

Ze zijn nu heel dichtbij en bewegen zich voorzichtig. Joona wijst de eerste scherpschutter de wagon aan. De rest van de groep monteert wapenlampen en verspreidt zich terwijl de schutter zonder enig geluid te maken op het dak klimt, het statief openklapt en het Hensoldt-vizier begint af te stellen.

De anderen bewegen zich dichter naar de wagon, helemaal achter in de tunnel. De ingehouden spanning klinkt door in hun ademhaling. Een van de mannen controleert keer op keer dwangmatig de gesp van zijn helm. De bevelhebber wisselt een blik met de jongste scherpschutter en bakent een vuurlijn af.

Iemand slipt in het grind en een losse steen rinkelt tegen de rails. Een glanzende rat rent langs de wand en verdwijnt in een gat.

Joona loopt alleen verder langs het spoor. Hij ziet de wagon met de naam Denniz op het zijspoor staan dat het dichtst langs de muur loopt. Aan het plafond hangen kabels of touwen. Hij verplaatst zich een stukje zijwaarts en ziet een zwak schijnsel achter de vuile, bruingestreepte ramen flakkeren. Als een gele vlinder vliegt het licht rond en laat de schaduwen beurtelings krimpen en groeien.

De bevelhebber haalt een shockgranaat van zijn riem.

Joona staat even stil om te luisteren voor hij verder loopt met de prikkelende gewaarwording zich in de vuurlijn te bevinden, dat het geweer van de scherpschutter op dit moment op zijn rug is gericht, dat ze hem gadeslaan door hun vizieren.

In de open deur staat een grote gasfles van groen metaal.

Joona loopt er voorzichtig heen, bereikt de wagon en hurkt in het donker. Hij legt zijn oor tegen het metaal en hoort onmiddellijk dat er iemand over de vloer sloft.

De bevelhebber geeft twee mannen een teken. Als vormloze demonen schieten ze door de duisternis. Ze zijn allebei fors, maar hun verplaatsing voltrekt zich haast geruisloos. Het enige dat er te horen is zijn doffe, waterige echo’s van holsters, kogelwerende vesten en zware overalls tot ze naast hem staan.

Joona heeft zijn pistool niet eens getrokken, maar ziet dat de mannen hun vingers al om de trekker van hun aanvalsgeweer hebben gelegd.

Het is moeilijk iets door de ramen van de wagon te onderscheiden. Er ligt een kleine lamp op de vloer. Het schijnsel valt op opengescheurde pakken, lege flessen en plastic tassen.

Tussen twee stoelen ligt een grote bundel met een touw eromheen.

Het schijnsel van de kleine lamp begint te trillen. De hele wagon vibreert zacht. Misschien zijn de rails verderop in gebruik.

Het dreunt door muren en plafond.

Er klinkt een zacht gejammer.

Joona pakt voorzichtig zijn pistool.

Verder naar achter in de gang van de wagon glijdt een schaduw. Een forse man met spijkerbroek en vieze sportschoenen kruipt weg.