Reading Online Novel

Getuige(89)



Joona slaat haar onbevooroordeeld gade.

Flora schuift haar linkerhand onder de stof, zit stil, begint te trillen en haalt dan diep adem.

‘Dennis, Dennis,’ mompelt ze.

Ze friemelt aan het metalen plaatje onder de zwarte doek. Door de muren klinken stemmen van de televisie van de buren en buiten gaat opeens een autoalarm af.

‘Ik zie vreemde beelden... nog niets duidelijks.’

‘Ga verder,’ zegt Joona terwijl hij haar intensief opneemt.

Flora’s blonde, krullerige haar hangt voor haar wangen. Haar vlekkerige huid kleurt rood en de bolle oogleden trekken door de oogbewegingen erachter.

‘Er zit een vreselijke kracht in dit voorwerp. Eenzaamheid en woede. Ik brand me er haast aan,’ fluistert ze en ze haalt de sleutelhanger tevoorschijn, houdt hem in haar handpalm en staart ernaar. ‘Miranda zegt dat... hij hangt aan een draadje van de dood... Want ze waren allebei verliefd op Dennis... ja, ik voel de jaloezie branden in het metaal...’

Flora zwijgt, houdt de sleutelhanger even in haar hand, mompelt dat het contact verbroken is, schudt haar hoofd en geeft hem terug aan Joona.

Joona staat op. Hij heeft te gehaast gehandeld. Het was tijdverspilling om hierheen te komen. Hij had gedacht dat ze echt iets wist, om redenen die ze niet durfde te vertellen. Maar het is duidelijk dat Flora Hansen verzint wat ze denkt dat mensen willen horen. Dennis hoort bij een tijd van ver voor de Birgittagården, want Vicky heeft de sleutelhanger jaren geleden van haar moeder gekregen.

‘Ik betreur het dat je zit te liegen,’ zegt Joona terwijl hij de sleutelhanger van tafel pakt.

‘Mag ik het geld houden?’ vraagt ze zwakjes. ‘Ik kom niet rond, ik verzamel blikjes in de metro en uit alle prullenbakken...’

Joona stopt de sleutelhanger in zijn zak en loopt de hal in. Flora pakt een papier en loopt achter hem aan.

‘Ik denk dat ik een echt spook heb gezien,’ zegt ze. ‘Ik heb haar getekend...’

Ze laat een kinderlijke tekening van een meisje en een hart zien en houdt hem voor zijn gezicht, wil dat hij kijkt, maar Joona duwt haar hand weg. Ze laat het papier vallen, het dwarrelt naar de grond, maar hij stapt eroverheen, doet de deur open en vertrekt.





100


Joona voelt de irritatie nog in zijn lichaam kriebelen als hij uit de auto stapt en naar Disa’s portiekdeur in de Lützengatan bij Karlaplan loopt.

Vicky Bennet en Dante Abrahamsson leven, ze houden zich ergens schuil, hij heeft bijna een uur verdaan door met een gestoorde vrouw te praten die liegt voor geld.

Disa zit op het bed met haar dunne laptop op schoot. Ze heeft een witte ochtendjas aan en haar bruine haar wordt door een brede, witte haarband uit haar gezicht gehouden.

Hij doucht met heel warm water. Daarna gaat hij naast haar liggen. Als hij zijn gezicht tegen haar aan legt, ruikt hij de geur van haar parfum.

‘Ben je weer in Sundsvall geweest?’ vraagt ze afwezig als hij met zijn hand haar arm volgt tot aan de smalle pols.

‘Vandaag niet,’ antwoordt Joona zacht en hij denkt aan Flora’s bleke, magere gezicht.

‘Ik ben er vorig jaar geweest,’ vertelt Disa. ‘Heb het vrouwenhuis in Högom opgegraven.’

‘Het vrouwenhuis?’ vraagt hij.

‘In Selånger.’

Ze laat het beeldscherm los met haar blik en glimlacht naar hem.

‘Ga er eens langs als je tijd over hebt tussen de moorden,’ zegt ze.

Joona glimlacht terug en raakt haar heup aan, volgt de spier van haar dijbeen tot haar knie. Hij wil dat Disa doorgaat met praten dus hij vraagt: ‘Waarom wordt die plaats “het vrouwenhuis” genoemd?’

‘Het is een grafheuvel, gebouwd op een afgebrand huis. Maar we weten niet wat er is gebeurd.’

‘Zaten er mensen in?’

‘Twee vrouwen,’ antwoordt ze en ze zet de laptop weg. ‘Ik stond daar persoonlijk aarde van hun kammen en sieraden af te borstelen.’

Joona legt zijn hoofd op haar schoot en vraagt: ‘Waar is de brand begonnen?’

‘Ik weet het niet, maar ze hebben minstens één pijlpunt in de muur gevonden.’

‘Dus de dader kwam van buiten?’ mompelt hij.

‘Misschien stond het hele dorp toe te kijken terwijl ze het huis lieten afbranden,’ zegt ze en ze woelt met haar vingers door zijn vochtige, dikke haar.

‘Vertel eens wat meer over de graven,’ verzoekt hij haar en hij sluit zijn ogen.

‘We weten niet zoveel,’ zegt ze en ze draait een haarlok om haar vinger. ‘Maar degenen die in het huis woonden, zaten binnen te weven, hun weefgewichtjes lagen her en der. Het is toch opmerkelijk dat altijd van die kleine dingetjes, zoals kammen en naalden, de millennia overleven.’

Joona’s gedachten voeren langs Summa’s bruidskroon van gevlochten berkenwortels en gaan verder naar de oude joodse begraafplaats bij het Kronobergspark waar zijn collega Samuel Mendel moederziel alleen in zijn familiegraf rust.