Reading Online Novel

Getuige(14)



‘Dat hangt van de vragen af,’ antwoordt Caroline rustig.

‘Ik wil wel gaan schreeuwen,’ mompelt Lu Chu.

‘Waarheid, durven of doen,’ zegt Indie terwijl ze glimlachend naar Joona wijst.

‘Waarheid,’ antwoordt Joona.

‘Ik leid dit verhoor,’ protesteert Gunnarsson.

‘Wat betekent dit?’ vraagt Joona en hij houdt zijn handen voor zijn gezicht.

‘Wat? Dat weet ik niet,’ zegt Indie. ‘Vicky en Miranda deden dat altijd...’

‘Hou op,’ onderbreekt Caroline haar. ‘Jij hebt Miranda niet gezien, zo lag ze namelijk, er zat overal bloed en...’

Haar stem breekt en de psychologe gaat naar haar toe en probeert haar met zachte stem te kalmeren.

‘Wie is Vicky?’ vraagt Joona terwijl hij opstaat uit de fauteuil.

‘Ze is de nieuwste hier op...’

‘Maar waar is ze in foksnaam?’ roept Lu Chu.

‘Welke kamer is van haar?’ vraagt Joona snel.

‘Ze is vast naar haar neukerdje,’ zegt Tuula.

‘We hamsteren vaak Stesolid en slapen als...’

‘Over wie hebben we het nu?’ vraagt Gunnarsson met luide stem.

‘Vicky Bennet,’ antwoordt Caroline. ‘Ik heb haar de hele dag nog niet...’

‘Waar is ze verdomme?’

‘Vicky heeft zo gruwelijk veel diagnoses,’ lacht Lu Chu.

‘Doe die tv uit,’ zegt Gunnarsson gestrest. ‘Ik wil dat iedereen kalmeert en...’

‘Schreeuw niet zo!’ schreeuwt Tuula en ze zet het geluid harder.

Joona gaat op zijn hurken voor Caroline zitten, vangt haar blik en houdt die met ernstige rust vast.

‘Welke kamer is van Vicky?’

‘De laatste, helemaal achter in de gang,’ antwoordt Caroline.





19


Joona verlaat het bijgebouw en loopt heel snel over het erf, komt de maatschappelijk werker met de stofzuiger tegen, groet de technisch rechercheurs, neemt de trap met grote stappen en gaat het hoofdgebouw weer in. Het is schemerig, de lampen zijn uit, maar de staptegels glimmen als kiezelstenen.

Er ontbreekt een meisje, denkt Joona. Niemand heeft haar gezien. Misschien is ze weggelopen in het tumult, misschien proberen de andere pupillen haar te helpen door achter te houden wat ze weten.

Het onderzoek van de plaats delict is nog maar amper begonnen en de kamers zijn nog niet doorzocht. De hele Birgittagården had uitgekamd moeten worden, maar daar is geen tijd voor geweest, er is te veel tegelijk gebeurd.

De pupillen zijn gestrest en bang.

Slachtofferhulp zou hier moeten zijn.

De politie heeft versterking nodig, meer technisch rechercheurs, meer middelen.

Joona huivert bij de gedachte dat het ontbrekende meisje zich misschien in haar kamer heeft verstopt. Ze kan iets gezien hebben en zo bang zijn dat ze niet tevoorschijn durft te komen.

Hij loopt verder de gang in met de deuren naar de kamers van de meisjes.

De houten muren en balken tikken wat, maar verder is het stil in het gebouw. In de alkoof staat de deur zonder deurkruk op een kier. Daarbinnen ligt de dode met haar handen voor haar ogen op bed.

Joona herinnert zich plotseling dat hij drie horizontale strepen bloed op de deurpost naar de alkoof heeft gezien. Uitgesmeerd bloed van drie vingers, maar geen vingerafdrukken. Joona had naar de strepen gekeken, maar was zo druk bezig geweest de indrukken van de plaats delict te structureren, dat hij zich nu pas realiseert dat ze aan de verkeerde kant zaten. De sporen leidden niet bij de moord vandaan, maar in tegengestelde richting, verder de gang in. Er gaan vage, uitgelopen sporen van laarzen, schoenen en blote voeten alle kanten op, maar de drie strepen leiden verder naar binnen.

Degene met bloed aan de handen had iets te doen in de kamer van een andere pupil.

Niet meer doden, smeekt Joona fluisterend.

Hij trekt latex handschoenen aan en loopt verder naar de laatste kamer. Als hij de deur opendoet, klinkt er een ritselend geluid, hij blijft abrupt staan en probeert iets te zien. Het geluid verdwijnt. Joona steekt zijn hand voorzichtig uit in het donker om de lichtschakelaar te zoeken.

Hij hoort het ritselende geluid weer, samen met een merkwaardig metaalachtig gerinkel.

‘Vicky?’

Hij tast met zijn hand langs de muur, vindt het knopje en knipt het licht aan. Onmiddellijk vult de ascetische kamer zich met geel licht. Het kraakt even en het raam zwaait open naar het bos en het meer Himmelsjön. In de hoek ritselt iets en Joona ziet dat er een omgevallen vogelkooi ligt. Een gele parkiet klapwiekt met zijn vleugels en klimt over het dak van de kooi.

De geur van bloed is doordringend. Een mengeling van ijzer en iets anders, iets zoets en ranzigs.

Joona legt plastic staptegels neer en gaat langzaam de kamer in.

Er zitten bloedvlekken rondom de vensterhaakjes. Duidelijke handafdrukken wijzen erop dat iemand op de vensterbank is geklommen, steun heeft gezocht bij de kozijnen en daarna op het grasveld buiten is gesprongen.