Gestapo(67)
'Dat is nog niets vergeleken bij de commandant die ik vroeger had,' blufte de Obergefreiter. 'Die heette Lindenau. "Papa Lindenau" noemden ze hem altijd. Bij Kiew Pavlow is hij verbrand.'
Hij lachtte luid, alsof hij het buitengewoon grappig vond dat zijn commandant bij Kiew Pavlow de vuurdood had gevonden.
'Als Papa Lindenau een aanvalsbevel voor de divisie had gekregen, hield hij voor ons altijd een heel mooie toespraak. Het is geen kunst om zo maar "doodschieten!" te roepen zoals die baas van jou, dat kan elke idioot die een beetje macht heeft. Die baas van jou is een nul. Ik heb al over hem horen praten voor jij nog het stof van de Doodskopdivisie van je laarzen had geschud. Misschien kennen we elkaar zelfs.'
'Wil jij zeggen dat je Mooie Paul persoonlijk kent?'
De Obergefreiter lachte geheimzinnig, deed enkele passen langs de auto, snoof en spuwde op het vaantje.
'Spuw niet op mijn vaan.'
'Wie zegt dat?'
'Ben jij soms doof?'
'Van mij kunnen ze wat.' Om het aan te tonen herhaalde de Obergefreiter zijn handeling.
De SS-er gaf er ditmaal de voorkeur aan te doen alsof hij niets had gezien.
'Jij beweerde dat je Mooie Paul kende.'
'Gelul. Dat heb ik nooit gezegd. Ik heb gezegd: misschien. Maar probeer eens dat schmiechtenstreekje met die saffies uit te halen, dan zul je zien of ik hem ken. Ik kan je wel zeggen dat ze je een enkele reis naar mijn regiment hier via Torgau zullen aanbieden, dan leer je mij kennen. Ik weet dat ik dan je meerdere word in het instructiekamp. Want God is groot en goed. Hij is altijd rechtvaardig. Je zult de dag vervloeken waarop je voor het eerst hebt kennisgemaakt met Joseph Porta, Obergefreiter bij de gratie Gods.'
'Hou op met je gezwets. Je was bezig me over je commandant te vertellen en niemand heeft het over jou aangeven gehad.'
'Je bent er zelf over begonnen.'
'Geleuter. Een mens zegt zoveel. Ik had eigenlijk het idee dat jij een beetje getikt was. Ik kon ten slotte niet raden dat je een kameraad was en een uitverkorene van de Heer. Vooruit; noem me nou eens een prijs voor die saffies. Ik neem ze zonder verhaaltjes erbij. Bovendien zal ik je het adres geven van een mooi rendez-vous-huis waar de interessantste dames van de burgerij komen om echte kerels te ontmoeten.'
Porta deed of hij niets hoorde.
'Goed, we hadden het dus over mijn commandant. Als hij ons heel vriendelijk toesprak begon hij altijd met: "Nou, smeerlappen, knijp je billen maar dicht. We hebben bevel gekregen om een psychologische aanval te doen. Ons regiment is het enige dat door de Russen de eer is waardig gekeurd om over hun radio te worden vermeld. Vergeet dat niet en toon jullie die eer waardig. Vooruit, zwijnjakken, de bajonet op het geweer! In de looppas! Uitverkorenen van de Dood, mij volgen!" Onder het rennen keek hij dan achterom en riep: "Wee de schoft die een halve meter achterblijft. Ik snijd hem persoonlijk aan repen." Aan het hoofd van het regiment joeg hij naar voren, met de pistoolmitrailleur op de rug en de sabel flikkerend in het zonlicht. Op kilometers afstand kon je zijn vloeken horen.'
'Zeg, wil jij me wijsmaken dat jullie nog met houwdegens aanvielen?'
'Jazeker – bij ons wordt de aanval altijd uitgevoerd met mes en bajonet,' verzekerde Porta en maakte een weids handgebaar. 'Wij zijn specialisten in het hak- en snijwerk. Werp eens een blik op ons oefenveld, dat je daar achter de garages ziet. Daar zie je zandzakken waarop wij dagelijks twee uren lang het bajonetvechten oefenen.' Hij streelde de bajonet die glanzend op zijn karabijn stond.
'Voor jij maar pap kunt zeggen; SS-er, heeft de onhandigste van ons je al ontwapend zodat je spuit door de lucht vliegt.'
'Kolossaal, kolossaal,' zei de SS-er.
'Papa Lindenau brulde nog harder dan wij met ons allen bij een aanval.'
'Wat riepen jullie eigenlijk? Hoera?'
'Hoera! Hoor hem nou!' smaalde Porta. 'Alleen bij tweedeklas infanterie-regimenten en bij de jagers roepen ze dat en natuurlijk ook bij dat uitschot van jullie.'
'Wil jij de SS uitschot noemen?'
'Mankeert er iets aan jouw oren? Wat is de SS anders? Roepen jullie niet hoera bij een aanval?'
'Ja, dat wel.' De SS-er aarzelde wat.
'Nou dan. Maar wij hè, wij gooiden die Russen verwensingen naar het hoofd. En in het Russisch! "Job Twoja mad, siskajewo monowa!" en zo. Die Russen deden het in hun broek als ze dat hoorden. Zo nu en dan hoorde je de stem van Papa Lindenau: Voorwaarts, uitverkorenen van de dood, aanvallen, schurftige jakhalzen! En wij maar proberen of het niet wou lukken die kelerekolonel een kogel in zijn rug te schieten. Maar het lukte nooit bij hem. Hij was altijd even wantrouwig. Het was alsof hij duizend ogen had, een voor elke soldaat onder zijn bevel. Zelfs in zijn kont had hij een oog, dat meteen alarm sloeg als je hem op de korrel nam. Een keer zat ik in een gat op vijf meter van hem af. Ik had een patroon bij me, netjes in een vetlaag gewikkeld, een goeie, waar ik speciaal voor hem een paar dum-dum-kerven op had gemaakt. Maar net had ik het ding in de kamer gestoken en richtte ik mijn geweer om die brave Papa Lindenau naar de hel te sturen waar hij thuishoorde, of ik hoorde hem brullen: "Schurftige hond! Zie je niet dat je op je kolonel richt?" Kelere nog aan toe. Wat schrok ik me het laplazarus! Ik liet het geweer vallen alsof het roodgloeiend stond en ik mijn jatten had gebrand.