Gestapo(71)
'Maar je dacht toch niet dat ik zo gemeen was om een kameraad te bedonderen?'
Porta keek hem met een sluwe blik aan.
'Altijd en overal. Want je lijkt op mij en ik neem mijn kans ook altijd waar. God heeft ons nu eenmaal zo geschapen. Anders zouden er geen slimme lui en stomme lui op de wereld zijn.'
De SS-er veegde zijn mond af en krabde zich achter het oor met het contactsleuteltje.
'Als je erop staat, mag jij alle plaatjes bekijken, maar dan wil ik zolang een van je saffies vasthouden.'
'Afgesproken.' Porta greep de foto's. Hij staarde er gretig naar en likte zijn lippen erbij af.
'Goeie God, wat een grieten! Als je er zo eentje ontmoette en je liet je door haar doodknuffelen, zou je tenminste gelukkig sterven! De koop gaat door, kameraad. Ik neem je voorwaarden aan. Ik heb een schitterend idee. Als ik lang genoeg naar de foto's heb gekeken, verhuur ik ze. Broertje geeft een jaar soldij om er een uur naar te mogen kijken.'
Drie stapels bankbiljetten verwisselden van eigenaar.
Porta telde na.
De SS-er snoof aan de sigaretten. Hij knikte tevreden. Het waren de beste saffies die hij in tijden had gezien. Hij besloot Porta dezer dagen eens dronken te voeren, in de hoop dat hij dan zijn leverancier zou noemen.
'Het is honderd mark te weinig,' constateerde Porta.
'Dat bestaat niet!' protesteerde de SS-er. 'Ik heb je drie pakjes van duizend mark gegeven.' Hij telde na. Driemaal. Toen schudde hij het hoofd om aan te geven dat hij er niets van begreep. Hij vond het heel vreemd. Maar hij haalde nog een biljet van 100 mark uit zijn zak en gaf het aan Porta.
Porta deed een elastiekje om ieder pakje.
'Zo, dat was dan de poen. Nu moet ik het adres van dat deftige bordeel nog hebben. Vergeet dat niet.'
De SS-er schreef een adres op een snipper papier.
'Het is dichtbij de Alster. Een wit huis met een zwart dak. Vroeger hebben er Chinezen gewoond.'
'Hebben ze er ook Chinese meisjes? Die zou ik wel eens willen proberen. Ik heb horen zeggen dat zij het kunnen doen terwijl ze op hun handen staan, met hun benen in de lucht.'
'Zo iets heb ik nooit meegemaakt, maar er is keus genoeg. Je hoeft alleen te zeggen dat Kleber je heeft gestuurd. Rudolph Kleber. Dat ben ik. En als je me verder nog eens wilt spreken, kun je me vinden in de kazerne van Longhorn. Daar zit ik momenteel.' Op dat moment klonk een zacht fluitje en toen hij dit waarschuwingssignaal hoorde, ging hij kaarsrecht achter het stuur zitten. In één seconde was hij veranderd in een gedisciplineerde automaat.
Porta schouderde zijn geweer. De duim langs de riem, precies volgens de voorschriften. Voeten uitgedraaid in een hoek van 45 graden. De linkerarm langs de naad van de broek. Elleboog ter hoogte van de koppel. Met zijn ogen volgde hij de drie mannen die het bureau van de commandant hadden verlaten. Paul Bielert in burger, een SD-Unterscharführer met de hand op de holster van zijn pistool en tussen hen in luitenant Ohlsen.
De grote Mercedes schoot weg van de kazerne.
Porta ging weer op wacht staan. Even vroeg hij zich af wat er met luitenant Ohlsen zou zijn gebeurd. Hij liep naar de garages. Achter de twee berken die bij de wasplaats van de tanks stonden, begon hij de pornografische foto's te bestuderen. Daarna borg hij de drie pakjes biljetten op. Uit zijn achterzak haalde hij nog een biljet van 100 mark. Kleber kende het trucje om een biljet tijdens het tellen te laten verdwijnen blijkbaar nog niet. In zich zelf grinnikend slenterde hij naar de kistjes met munitie waarbij Julius Heide hem opwachtte.
'Waar bleef je toch?' vroeg deze. 'Broertje heeft al tweemaal naar je gevraagd.'
'Klets niet, ik heb wel wat anders te doen als wacht kloppen.'
'Je moet wat meer rekening met mij houden,' bromde Heide, die zich beledigd voelde. 'Ten slotte ben ik je superieur. Ik dek je aan één stuk door. Weet je wel dat de Gestapo door de kazerne zwerft? Er wordt iemand gezocht en ik wed dat jij het bent. Het zou me niets verbazen als jij nog eens met een touwtje om je hals aan je eind kwam.'
'Je bent achter, Julius. Die lui van de Gestapo zijn al weg en ze hebben hun arrestant meegenomen. En wat nu dat dekken betreft, daarmee moet je vooral doorgaan. Je zou er beroerd aan toe zijn als ik loslippig werd. Begrijp me goed, ik weet nu al hoe jouw leven verder zal verlopen, Julius. Als je tenminste nog in leven bent nadat we de oorlog hebben verloren en op voorwaarde dat je niet nog dieper zinkt en smeris wordt. Ik zie je in mijn verbeelding al met een rode ster op je pet. Jij bent voor de soldaterij geboren, Julius.'
'Verdomme, waarom zou ik ook niet in het leger blijven?' vroeg Heide naïef. 'Dan krijg ik om de tien dagen mijn soldij, ik heb een goed bed en ik ben van vrijdagavond tot zondagavond vrij. Ik laat me door de rekruten betalen voor een vriendelijke behandeling. Als ze niet schokken, pak ik hen anders aan. En zodra de oorlog vergeten is en dat is hij over een paar jaar, poets ik al mijn medailles en mijn kruisen op. Dan zul je eens zien hoeveel meisjes met plezier mijn bed zullen delen. Ik zal een held zijn met wie iedereen graag op stap gaat.'