Gestapo(123)
Luitenant Ohlsen huilde. De tranen stroomden hem langs de wangen. De pil was zijn laatste troef geweest. Die had hem moed gegeven. Het idee dat hij het moment zelf kon kiezen. Nu had hij bitter spijt dat hij het ding niet eerder had geslikt. Het was immers dwaasheid te denken dat hij op het laatste moment nog gratie zou krijgen.
'Geef hem terug,' smeekte hij. 'Stever, geef hem alsjeblieft terug.'
'Ik denk er niet aan,' zei Stever het hoofd schuddend. 'Je moet je aan de regels houden en ik kan je één troost geven: het gaat heel snel. Als je eenmaal op het schavot staat, gaat het zo snel dat je het niet eens beseft.' Hij tastte in zijn zak en haalde er een brief uit. 'Hier, die is voor jou, en daar kun je me al heel dankbaar voor zijn.'
'Een brief is toch volkomen ongevaarlijk?' zei luitenant Ohlsen ontmoedigd.
'O ja? Daar denken de commandant en "De Verrader" anders over. De inkt kan vergiftigd zijn. Dat is in München voorgekomen. Bij die zaak van de studenten. Een van die lui was het bijna gelukt. Vergif, zei de dokter. Ze hebben zich suf geprakkizeerd over de vraag hoe hij aan vergif had kunnen komen. Ten slotte heeft een handige jongen bij de burgerpolitie gedacht aan de brieven die de ter dood veroordeelde had ontvangen. Ze hebben het hele zaakje naar een laboratorium gestuurd en ja hoor, er zat vergif in de inkt. Toen begon de molen te draaien. De schrijver van de brieven is gearresteerd. Hij is met de anderen ter dood gebracht. Daarna mogen de lui met het rode kringetje op hun celdeur geen brieven meer ontvangen, maar Obergefreiter Stever heeft een goed hart. Wij zijn allemaal mensen. Lees je brief terwijl ik erbij ben, maar ik waarschuw je: als je hem aan je bek brengt, krijg je er van langs.'
Luitenant Ohlsen las de enkele regels van het briefje. De Ouwe had het geschreven.
Stever nam hem de brief af en las die rustig zelf.
'Is Alfred over wie je kameraad het heeft die vent met dat litteken?'
Luitenant Ohlsen knikte.
'Dat vind ik een onuitstaanbaar individu. Ik zou hem niet eens in een cel willen hebben. Ik heb het gevoel dat hij me om een of andere reden haat en toch doe ik alleen wat me wordt opgedragen. Je zou me een dienst kunnen bewijzen, luitenant, door die brief met enkele woorden er achterop terug te sturen. Bij voorbeeld: Obergefreiter Stever is een beste kerel, die voor me heeft gedaan wat hij kon. Hij doet alleen wat hem wordt opgedragen. En dan bij voorbeeld een P.S.: Hij is een vriend van de gevangenen. En dan uw handtekening en uw rang. Dat zou een officiële indruk maken.' Stever hield luitenant Ohlsen de brief voor en bood hem een inktpotlood aan.
'Bewijs eerst dat je de vriend van de gevangenen bent, Stever, dan zal ik het schrijven.'
'Afgesproken,' zei Stever grijnzend. 'Wat wil je hebben?'
'Die pil.'
'Je bent stapelgek, luitenant. Ze zetten me tegen de muur als je crepeert.
'Je moet het zelf weten, Stever. Maar aan die vrienden van me ontsnap je niet. Als ik jou was, zou ik maar een stalen band om mijn hals gaan dragen.
Stever huiverde.
'Ik durf je de pil niet te geven, luitenant, maar ik geloof dat het wel verstandig van me zou zijn om hier weg te gaan.'
Vlak na de avondmaaltijd kwamen ze luitenant Ohlsen halen. Door een ondergrondse gang bereikten ze de binnenplaats. De predikant liep gebeden murmelend voorop. Ze betraden een derde binnenplaats, die geheel door dienstgebouwen was omringd. Daar konden geen nieuwsgierige blikken doordringen. Het schavot was van ongeschaafd hout.
De beul en zijn twee assistenten stonden al op het platform; ze droegen pandjesjassen, zwarte hoeden en witte handschoenen.
De andere ter dood veroordeelde die ook zou worden onthoofd, was even voor luitenant Ohlsen verschenen. Aan de voet van het schavot stonden leden van de krijgsraad en enkele officieren. Een lid van de krijgsraad las het vonnis voor. Geen mens kon zijn gemompel verstaan. Het was een man die zich had leren beheersen. Hij had dit in de loop van vijf jaar geleerd. Indertijd was hij iemand met een grote beschaving geweest.
De gevangeniscommandant stelde de identiteit van de veroordeelden vast.
De eerste assistent van de beul deed een stap naar voren en degradeerde de twee officieren door hun de epauletten af te rukken.
Luitenant Ohlsen was de laatste. Zijn lotgenoot beklom het trapje al. De predikant bad voor zijn zieleheil. De twee assistenten bonden de ter dood veroordeelde vast aan de hellende plank. Door een handgreep kwam deze horizontaal te staan.
De beul hief zijn bijl op. Het halvemaanvormige mes fonkelde in het licht van de ondergaande zon. Met luide stem riep hij:
'Voor de Führer, het rijk en het voortbestaan van het Duitse volk!'
De bijl kwam neer en ging met een knarsend geluid door de hals van de liggende man. Een gerochel dat uit het onthoofde lichaam scheen te komen, klonk op en werd door de gevangenismuren weerkaatst. Het afgehakte hoofd rolde in de mand. Er gingen nog stuiptrekkingen door het lichaam. Uit de open hals gutste in twee stromen het bloed weg.