Gestapo(117)
'Maar waarom doe je dat dan zelf ook niet?'
Stever begon weer te boksen en antwoordde midden in een verbeten uitval:
'Ik heb het meer dan eens geprobeerd. Ik heb zelfs op mijn knieën gelegen voor een pastoor en die heeft me een ouweltje gegeven, maar terwijl hij het deed, dacht ik nog: Obergefreiter Stever, dat is allemaal nep. Als er werkelijk een God is, moet hij wel raar opkijken van mijn gedachten zo nu en dan. Ik zou me zelf erop moeten trainen om die twijfel van me af te zetten, vooral omdat het idee van een hel ook zo lollig niet is en ten slotte doet iedereen hard zijn best om het zo gezellig mogelijk te krijgen. Je zou best gelijk kunnen hebben met je godsdienstigheid en als je gelijk hebt, kun je hen allemaal uitlachen, ook de lui die je de kop afslaan. Dan lijmt Onze Lieve Heer je wel aan elkaar zodra je boven bent! Ik neem mijn petje af voor iemand met zo'n vooruitziende blik. Maar ik heb nog nooit op een kruisbeeld geschoten. Ik ken er genoeg die het wel hebben gedaan. Ik heb ook nooit gekke dingen gedaan in een kerk. Ik heb zelfs een keer een nonnetje meegenomen op mijn motor. Het mens had een been gebroken. Dat was bij de veldtocht in Frankrijk. Voor zo iets moet je toch een goede aantekening krijgen bij Onze Lieve Heer, dunkt me. Ik zeg vaak tegen me zelfs Let op, Stever, we staan allemaal op de eerste trede van een trap. Het komt vaak voor dat protestanten die hier hun beurt afwachten, hun eigen dominee uitveteren en eruit gooien. Een tijdje geleden hadden we hier een vent van de genie. Hij gaf de dominee zo'n lel, dat die pas twee uur later bijkwam. Het was die ouwe niet. Een jonge vent. Naderhand hebben "De Verrader" en ik die zak een lesje gegeven. Je kunt een dominee toch niet afrossen. Uitvloeken, goed. Daar kan ik inkomen. Maar een pak slaag, dat gaat te ver! Ik heb die grappenmaker van de genie flink afgetuigd met mijn stok. Daarna hebben we hem aan de radiator vastgebonden en hem aangestoken. Dat was een idee van mij. Ik vond dat ik hem namens God moest straffen. Die geniesoldaat is troela geworden. Na die dag gierde hij bij alles van het lachen. Op een dag schopte "De Verrader" hem in zijn ballen. Zelfs toen lachte hij en toen ze de strop om zijn hals sloegen, heeft hij ook gelachen. De SS-er die hem van het platform moest duwen, werd er helemaal akelig van en heeft overplaatsing aangevraagd. Hij dient nu bij het 38ste en wacht daar de kogel die voor hem bestemd is af. Zo 'zie je maar weer. Dat is allemaal gebeurd omdat die stomme geniesoldaat een dominee een lel had gegeven.'
Vlak voor hij de celdeur sloot, zei Stever nog op geruststellende toon:
'Wees maar niet bang, vandaag gebeurt er nog niets. Het schavot is nog niet eens opgericht. De scherpschutter is nog niet bij je geweest. Hij moet je bekijken om te weten hoe hij de bijl het beste kan richten. Dat luistert nauw. En de dominee komt een praatje met je maken en je krijgt bezoek van de commandant. Dat kost allemaal tijd. Bovendien krijg je nu dekens en een matras. Daarop heb je als hemelkandidaat recht. Betere voeding krijg je ook. En voor ik het vergeet, mag ik tegen "De Verrader" zeggen dat je graag wilt knielen en bidden met zo'n dominee? Dat zal hem plezier doen en hij heeft het hier ook niet zo lollig. Dat kun je je voorstellen. En "De Verrader" knijpt hem momenteel weer erg voor "Mooie Paul". Die gelooft dat er geknoeid is met dat bezoekpasje voor je vrienden en hij heeft een enorme keet geschopt.'
'Ik vind het best,' zei Ohlsen vermoeid.
'Ach man,' zei Stever grinnikend. 'Als je het niet goedvond, zou het ook gebeuren, maar ik vind het verdomd sympathiek van je dat je geen bezwaar hebt.'
Luitenant Ohlsen begon weer op en neer te lopen. Vijf stappen in de ene richting, vijf in de andere. Uur na uur. Hij hoorde de kazerneklok slaan. Zes luide slagen. Over vier minuten begon de periode waarin hij de beul kon verwachten. Feitelijk leefde hij al niet meer. Ze konden hem nu afmaken wanneer ze dat wilden.
De hele nacht telde hij de slagen van de klok. Wat kan een nacht lang! zijn als je wacht op de eeuwigheid terwijl buiten een klok slaat: het halve uur – het hele – het halve – het hele. Hij hoorde de schildwacht op en neer lopen voor de gevangenis. Hij staarde naar de elektrische lamp die dag en nacht brandde.
De volgende ochtend werd hij gelucht. Alles ging gewoon door. Hetzelfde ritme. Vertrouwde dingen. Een rekrutencompagnie die zingend langs kwam. Jonge stemmen. Jong! Was hij ooit jong geweest? Gedurende de laatste vijf dagen was hij het vergeten. Hij hoorde het gieren van een tram over een wissel.
Hij liep het binnenplein rond met veertien anderen. Zie hadden allemaal het rode embleem op hun borst. Dat betekende: ter dood veroordeeld. Die met een groene streep erdoor werden opgehangen, die met een witte gefusilleerd. En dan waren er twee met een zwart cirkeltje. Die zouden worden onthoofd. Hij en een Oberleutnant.