Geen tijd voor een kus(122)
Noah parkeerde naast de kampeerauto en deed het raampje van zijn eigen auto open zodat hij met de chauffeur kon praten. Wat is er aan de hand?’
‘Ik weet het niet. Ze stonden hier al drie dagen, waren van plan om te blijven tot na Kerstmis. De vrouw, Mrs. McDonald, is vandaag naar de stad gegaan om boodschappen te doen. Haar man bleef hier met de kinderen. Een halfuur geleden kwam ze terug en ging de tent in, en even later hoorden we een hoop geschreeuw en gehuil.’ De man streek met zijn hand over zijn gezicht. ‘Ik ging er naartoe en vroeg of ze even naar buiten wilden komen. Het volgende moment stormde die man naar buiten met een pistool in zijn hand en schreeuwde dat ik moest maken dat ik wegkwam. Toen ging hij weer naar binnen.’
‘En die schoten, daarnet? Wat was dat?’
De man spreidde met een hulpeloos gebaar zijn handen en haalde zijn schouders op.
‘Misschien is er wel iemand gewond geraakt,’ zei Noah. ‘Ik zal er toch even naartoe moeten.’
Jena moest zich beheersen om hem niet tegen te houden. Ook de chauffeur van de camper keek bedenkelijk. ‘Misschien kun je beter wachten tot de politie komt.’
‘Dan is het misschien al te laat. Maar maak je niet ongerust, ik neem heus geen onnodige risico’s.’ Noah deed het portier open. De klik van het slot leek te weergalmen over de hele camping.
‘Wees voorzichtig,’ fluisterde Jena.
Hij gaf haar een geruststellend klopje op haar hand. ‘Maak je geen zorgen, ik ben niet het heldhaftige type.’
Met die woorden verdween hij in het donker. Jena realiseerde zich dat de chauffeur van de camper zijn koplampen had uitgezet. Het terrein was in diepe duisternis gehuld.
Toen haar ogen een beetje gewend waren aan het donker, zag ze dat Noah de tent van de zijkant benaderde. Toen hij er ongeveer twintig meter vandaan was, hoorde ze hem roepen: ‘Is alles in orde daarbinnen? Ik ben arts, dus roep me maar als iemand me nodig heeft.’
Het antwoord was een hoge jammerkreet. Het geluid klonk zo spookachtig in de stilte van de avond, dat Jena een rilling langs haar ruggengraat voelde lopen.
Noah liep langzaam naar de tent toe, terwijl hij zachtjes praatte tegen de mensen die erin zaten.
‘Hij gaat naar binnen,’ fluisterde Jena.
‘Ik kom even binnen,’ hoorde ze Noah zeggen. Zijn stem klonk kalm en geruststellend. Even later hoorde ze hem weer praten, maar nu kwam zijn stem vanuit de tent.
‘Rustig maar,’ zei hij vriendelijk. ‘Het komt allemaal goed. Weet je zeker dat er niemand gewond is? Heb je misschien ook een zaklamp of zoiets? Ik zou graag even naar de kinderen willen kijken.’
Jena kon zich niet langer beheersen. Ze stapte uit de auto en liep naar de tent. Op het moment dat ze naar binnen glipte, ging er juist een zaklamp aan. ‘Hij wilde ons geen kwaad doen,’ hoorde ze de vrouw zeggen. ‘Dat zou hij nooit doen, daarvoor houdt hij veel te veel van ons. Hij was alleen maar heel erg van streek, daar kwam het door. Hij had er met niemand over gepraat, ziet u, daarom ging het steeds meer aan hem vreten. En vanmiddag, terwijl ik in de stad was, heeft hij een paar pilsjes gedronken en toen werd het hem opeens te veel.’
Noah zat op zijn hurken op de grond. Hij had zijn arm om de vrouw heen geslagen, die op de vloer zat met twee kleine meisjes op haar schoot. ‘Hij is weg,’ zei hij tegen Jena. ‘Eigenlijk moeten we nu de politie waarschuwen.’
Hij maakte echter geen aanstalten om in actie te komen en Jena begreep wel waarom. Als ze de man met rust lieten, zou hij misschien uit zichzelf tot bedaren komen. Maar als hij werd opgejaagd door de politie, kon er wel ik weet niet wat gebeuren.
De beslissing hoe het nu verder moest werd hen uit handen genomen toen een grote agent de tent binnen stapte. De beide kleine meisjes barstten opnieuw in snikken uit. Noah gebaarde naar Jena dat ze maar beter even zijn plaats kon innemen, terwijl hij zelf naar buiten ging met de politieman.
Jena probeerde zo goed en zo kwaad als het ging om de vrouw en de kleintjes te troosten. Stukje bij beetje kreeg ze nu het hele drama te horen. De man, die vijftien jaar lang had gewerkt bij dezelfde fabriek, had twee dagen voor Kerstmis te horen gekregen dat hij was ontslagen wegens boventalligheid.
‘Ik wist niet eens dat hij een pistool had,’ snikte de vrouw, die Rose bleek te heten.
Terwijl. Rose haar verhaal vertelde, keek Jena om zich heen in de grote tent. Opeens begreep ze hoe de man zo ongemerkt had kunnen verdwijnen. In de achterwand van de tent zat een scheur die het doek bijna in tweeën verdeelde.
‘Dat heeft hij gedaan met een mes,’ vertelde Rose.
Jena huiverde bij de gedachte aan die radeloze man, alleen in het donker, gewapend met een mes en een pistool. Noah kwam weer binnen.
‘Die agent wil jou ook even spreken,’ zei hij tegen Rose. Hij ging weer op zijn hurken zitten, hoewel dat een zeer oncomfortabele positie moest zijn voor iemand van zijn lengte. ‘Maar ik heb voorgesteld om dat gesprek bij mij thuis te voeren. Ik woon hier vlakbij, en jullie kunnen met gemak alledrie bij me logeren. We zullen een briefje achterlaten voor je echtgenoot, voor als hij terugkomt.’ Hij wierp een blik op het gescheurde tentdoek. ‘Als jullie hier blijven, worden jullie levend opgevreten door de muggen. Je man zal het ongetwijfeld wel begrijpen. En het is ook prettig dat Jena bij de hand is, voor het geval dat jij of de kinderen iets nodig mochten hebben.’