Geen tijd voor een kus(106)
De aanstichtster van al dit onheil deed een stapje achteruit en sloeg haar armen over elkaar, alsof ze de tijd wilde nemen om zijn verrichtingen te bewonderen.
Tegen wil en dank werd zijn blik naar haar borsten getrokken, en de macho in hem probeerde onmiddellijk indruk op haar te maken door te laten zien hoe snel en handig hij wel niet was. Hij krikte de wagen op, verwijderde de wieldoppen, trok het wiel eraf en wendde zich tot de vrouw. ‘Waar is je reservewiel?’
Ze glimlachte tegen hem, en hij realiseerde zich dat ze werkelijk een heel mooie vrouw was.
Niet dat hij van plan was zich door dat feit te laten beïnvloeden. ‘Nou?’
Haar glimlach werd breder, waardoor een rij parelwitte tanden zichtbaar werd. Een paar ogen zo blauw als de avondhemel begonnen te glanzen, en in haar rechterwang verscheen een kuiltje. ‘Dát is mijn reservewiel.’ Ze wees naar het wiel dat hij in zijn handen hield.
‘Wou je zeggen dat je niet eens een fatsoenlijk reservewiel bij je hebt?’ De woede, die hij al die tijd zo voortreffelijk had beheerst, barstte nu in één keer los met de kracht van een vulkaan. ‘En dat, terwijl je hier rondrijdt, alleen, op deze verlaten weg? Vrouwen!’ In wanhoop hief hij zijn handen ten hemel. Het wiel dat hij vasthield gleed uit zijn handen en kwam tegen zijn scheen. Hij struikelde en greep wild om zich heen op zoek naar houvast.
De vrouw greep hem net op tijd bij zijn arm, maar het geluid dat ze voortbracht leek meer op gegiechel dan op een gepaste verontschuldiging. ‘Dat is het reservewiel,’ hikte ze, tussen twee lachsalvo’s door. ‘De platte band zit al in mijn kofferruimte. Ik was net klaar met het verwisselen toen jij langskwam en als een dolle stier aan het werk ging.’
‘Waarom heb je me verdorie dan niet tegengehouden?’ Ze deed een stapje terug en haalde haar schouders op, waarbij haar borsten zacht meebewogen.
Hij voelde zich heen en weer geslingerd tussen het verlangen om zijn blik nog eens over die zachte welvingen te laten glijden en de drang om haar ter plekke de nek om te draaien.
‘Nadat je me had bevolen mijn mond dicht te houden? Waarbij je zo woest naar me keek, dat ik stond te trillen op mijn benen? Ik ben tenslotte maar een zwakke vrouw, helemaal alleen hier in de wildernis...’
De nek omdraaien, dat was het beste. En hij zou er alle tijd voor nemen! Hij zou haar laten smeken om genade...
‘Nou, ben je nog van plan om het er weer op te zetten, zodat ik naar mijn werk kan, of moet ik het zelf doen?’
Hij maakte zich met moeite los van een fantasiebeeld waarin ze hem smeekte om iets heel anders dan genade, en probeerde zich te concentreren op de actuele situatie. ‘Er weer opzetten...’ mompelde hij. ‘Hoe bedoel je?’
‘Het wiel,’ zei ze behulpzaam. ‘Ik zal je een handje helpen.’ Ze bukte zich, zette het wiel op zijn kant en rolde het naar de wagen. Tegen de tijd, dat ze bukte om het op te tillen, herinnerde hij zich dat hij hier stond om haar te helpen en niet om zich te vergapen aan haar eindeloos lange benen.
‘Laat mij dat maar doen,’ gromde hij.
Hij tilde het gevaarte op en draaide het rond totdat hij het weer kon bevestigen. Hij was zich ervan bewust dat ze probeerde om mee te helpen, maar hij was zich nog het meest bewust van het feit dat ze een vrouw was. Hij pakte de moeren en schroefde ze vast. ‘Je bent zeker verdwaald, anders reed je niet op deze weg,’ merkte hij op, in een poging de schijn op te houden dat de situatie volkomen normaal was.
‘Nee. Ik logeer een klein eindje verderop, die kant op,’ deelde ze mee. Ze wees in de richting van het zandpad waar hij zojuist vandaan was gekomen.
‘Waar dan precies,’ vroeg hij. Er woonde daar niemand behalve hijzelf.
Ze overhandigde hem de krik. ‘Je vertrouwt het niet, hè,’ zei ze plagerig. In haar blauwe ogen schitterden alweer pretlichtjes. ‘In de blokhut van Matt Ryan, als je het dan per se wilt weten.’
Zijn reactie was een gevoel van teleurstelling, vermengd met ongeloof. Hij besloot de teleurstelling te negeren, want dat was te gek om los te lopen. ‘De blokhut van Ryan? Dat oude krot valt bijna uit elkaar! Wat is er gebeurd? Is Matt krankzinnig geworden? Heeft hij besloten om het mondaine leven op te geven en terug te gaan naar de natuur? Wil hij echt gaan leven zoals hij altijd pretendeert in zijn natuurdocumentaires? Ik zie het al voor me!’
Jena voelde zich verplicht om het voor haar werkgever op te nemen. ‘Man speelt geen toneel. Hij is in zijn documentaires volkomen zichzelf en meent ieder woord dat hij zegt.’
‘O, ongetwijfeld,’ bromde de vreemdeling. Hij liet de krik los, zodat de wagen met een schok weer met zijn vier wielen op de grond belandde. ‘Net zoals zijn kapper en zijn visagiste - om maar te zwijgen van het tien man sterke team dat hem in alles bijstaat. Wat een avontuur!’