Evermore(49)
‘Dat is een opluchting. Want ik heb een reservering voor twee personen en als je niet meer boos bent, dan neem ik aan dat je met me meegaat.’
Ik kijk op, mijn blik glijdt langzaam van zijn laarzen naar de donkere spijkerbroek en de zachte, zwarte trui die alleen maar van kasjmier kan zijn. Wat zou hij nu weer van plan zijn?
Hij pakt mijn zonnebril en oordopjes en legt ze op het tafeltje in de hal. ‘Geloof me, je hebt al die verdedigingsmechanismen niet nodig,’ zegt hij, terwijl hij mijn capuchon omlaag duwt. Hij steekt zijn arm door de mijne en leidt me via de voordeur naar zijn auto.
‘Waar gaan we naartoe?’ vraag ik als ik gewillig op de passagiersstoel ga zitten. Lekkere ruggengraat heb ik. Ik doe maar al te graag wat hij wil. ‘Ik bedoel, hoe zit het met mijn huiswerk? Ik heb nog een hoop in te halen.’
Zonder antwoord te geven, kruipt hij achter het stuur. ‘Rustig maar, dat kun je straks ook nog allemaal doen. Dat beloof ik je.’
‘Hoeveel later is straks?’ Ik kijk hem aan en vraag me af of ik ooit zal wennen aan zijn knappe, donkere uiterlijk, de warmte van zijn ogen en zijn talent om me elke keer weer over te halen.
Hij glimlacht en start de auto zonder de sleutel om te draaien. ‘Voordat de klok middernacht luidt, goed? Maak nu je gordel maar vast, want we gaan een ritje maken.’
Damen rijdt hard. Heel hard. Als hij een parkeerterrein op rijdt en de auto achterlaat bij de valetparking, lijkt het alsof er pas enkele minuten zijn verstreken.
‘Waar zijn we?’ vraag ik, starend naar de groene gebouwen en het bordje met daarop INGANG OOSTZIJDE. ‘Oostzijde van wat?’
‘Dit zou een hint moeten zijn,’ zegt hij lachend als hij me naar zich toe trekt om vier glanzende, zwetende Engelse volbloedpaarden voorbij te laten gaan, elk met een eigen stalknecht. Achter hen lopen de jockeys, elk in een roze met groen jasje, een dunne, witte broek en modderige, zwarte laarzen.
‘Een renbaan?’ Mijn mond valt open. Net als eerder met Disneyland is dit wel de laatste plek waar ik aan had gedacht.
‘Niet zomaar een renbaan. Dit is Santa Anita.’ Hij knikt. ‘Een van de betere. Kom, we hebben een reservering voor kwart over drie in de FrontRunner.’
‘In de wat?’ Ik blijf op mijn plek staan.
‘Rustig maar, het is een restaurant.’ Hij grijnst. ‘Kom, ik wil nog op tijd zijn om geld in te zetten.’
‘Eh... is dat niet illegaal?’ Ik lijk wel de braafste huismus ooit. Maar hij is ook zo roekeloos en impulsief en zo... willekeurig.
‘Is eten illegaal?’ Hij trekt een grimas, maar ik merk dat zijn geduld opraakt.
Ik schud mijn hoofd. ‘Gokken, wedden, geld inzetten. Je weet wat ik bedoel.’
Hij lacht en schudt zijn hoofd. ‘Het zijn paardenrennen, Ever. Het is geen hanengevecht in een donker schuurtje op een geheime locatie. Kom.’ Hij geeft een kneepje in mijn hand en we lopen naar de liften.
‘Moet je dan niet minstens eenentwintig zijn?’
‘Achttien,’ mompelt hij als hij een lift binnenstapt en op vijf drukt.
‘Precies. Ik ben zestien-en-een-half.’
Hij kijkt omlaag en komt dan dichterbij om me te kussen. ‘Regels zijn gemaakt om overtreden te worden. Dat is de enige manier om plezier te hebben. Kom nou maar mee.’ Hij leidt me een gang in naar een grote ruimte met daarin allerlei decoraties in diverse kleuren groen. Bij het podium blijft hij staan en begroet de hoofdkelner alsof het een oude vriend van hem is.
‘Ah, meneer Auguste, wat heerlijk u weer te zien! Uw tafel is klaar, volgt u mij.’
Damen knikt en pakt mijn hand vast. De zaal zit vol met stelletjes, gepensioneerden, vrijgezelle mannen, groepjes vrouwen, een vader met zijn jonge zoon. Er is geen lege stoel te bekennen. We komen aan bij een tafel vlak tegenover de finish. Het uitzicht op de renbaan en de groene heuvels erachter is fantastisch.
‘Tony komt er zo aan om uw bestelling op te nemen. Kan ik vast champagne inschenken?’
Damen laat zijn blik naar mij glijden en schudt zijn hoofd. Met een blos op zijn wangen zegt hij: ‘Vandaag niet.’
‘Prima, meneer. U hebt nog vijf minuten om uw weddenschap te plaatsen.’
‘Champagne?’ fluister ik met opgetrokken wenkbrauwen. Maar hij haalt een schouder op en vouwt zijn programma open.
‘Wat vind je van Spanish Fly?’ Hij kijkt me aan en begint te grijnzen. ‘Het paard, niet het liefdesdrankje.’
Ik heb het te druk met rondkijken om antwoord te geven. Er valt een hoop te zien. De zaal is niet alleen enorm, maar ook vol mensen, en dat in het midden van de week en zelfs op het midden van de dag. Iedereen spijbelt en vergokt zijn geld. Het is net een heel andere wereld waarvan ik niet wist dat hij bestond. Meteen vraag ik me stilletjes af of hij hier al zijn vrije tijd doorbrengt.