Reading Online Novel

Erfelijk belast(73)



‘Ik zweer bij God almachtig dat ik de naam Flawse nog nooit van m’n leven heb gehoord, laat staan in een boek heb gebruikt,’ zei juffrouw Goldring met een heftigheid die overtuigend was.

‘Kunnen we een kopie van het manuscript zien?’ zei meneer Widdershins en meneer Shortstead liet het halen. Daar stond de naam Flawse, in duidelijke letters.

‘Wat zegt u daarvan?’ zei meneer Widdershins.

Juffrouw Goldring zei een heleboel, waarvan het grootste gedeelte waar was. Meneer Shortstead zei slechts een paar dingen, waarvan alles waar was.

‘Dan moeten we de authenticiteit van het manuscript aanvechten,’ zei meneer Widdershins. ‘Bent u het daarmee eens?’

Dat was juffrouw Goldring wel, maar meneer Shortstead niet. ‘Dat is wel degelijk het manuscript dat wij hebben ontvangen,’ hield hij vol.

‘Dat was ’t manuscript niet dat ik heb gedicteerd, dat is ’t niet en dat zal ’t ook nooit zijn. ’t Is godverdomme een vervalsing!’

‘Weet u dat absoluut zeker?’ vroeg meneer Widdershins.

‘Ik zweer bij God almachtig...’

‘Heel goed. Dan gebruiken we het argument dat het document dat meneer Shortstead heeft ontvangen, niet het oorspronkelijke manuscript was dat u hebt geschreven.’

‘Precies,’ zei juffrouw Goldring. ‘Ik zweer bij God almachtig ….’

Ze zwoer nog steeds bij God almachtig en ook bij mindere goden toen ze de volgende dag plaatsnam in het getuigenbankje om te worden ondervraagd door een uitgelaten meneer Fescue. Meneer Gibling en meneer Gibling konden zich nauwelijks inhouden. Dat kon de oudere meneer Gibling zelfs helemaal niet en hij was gedwongen de rechtszaal haastig te verlaten terwijl meneer Fescue nog met zijn kruisverhoor bezig was.

‘Zegt u eens, juffrouw Magster,’ begon meneer Fescue alvorens de rechter hem in de rede viel.

‘Ik had begrepen dat de getuige Genevieve Goldring heet,’ zei hij, ‘maar nu spreekt u haar aan als juffrouw Magster. Wat is het nou eigenlijk?’

‘Genevieve Goldring is een alias,’ zei meneer Fescue. ‘Haar ware….’ Hij werd onderbroken door een schrille kreet vanaf de getuigenbank.

‘Genevieve Goldring is mijn pseudoniem, mijn nom de plume, ’ zei ze.

De rechter bestudeerde de veer in haar hoed vol afkeer. ‘Ongetwijfeld,’ zei hij. ‘Ongetwijfeld heeft u in uw beroep behoefte aan een heel assortiment verschillende namen, maar het hof verlangt uw echte naam.’

‘Juffrouw Magster,’ zei juffrouw Goldring gemelijk, in het besef dat die onthulling een fikse desillusie zou zijn voor een groot deel van haar publiek. ‘Maar mijn bewonderaars kennen mij het beste als Genevieve Goldring.’

‘Ook daar twijfel ik geen moment aan,’ zei de rechter. ‘Maar te oordelen naar wat ik heb gehoord, hebben uw bewonderaars een heel aparte smaak.’

Meneer Fescue nam een voorbeeld aan de rechter. ‘Ik ben bereid u Genevieve Goldring te noemen, als u dat liever heeft,’ zei hij. ‘Het is niet mijn bedoeling uw professionele reputatie te schaden. Is het niet waar dat u in Uit het Hart Gegrepen het personage dat u Flawse noemt beschrijft als iemand met een grote voorliefde voor wat onder prostitueés en hun klanten bekend staat als bondage en flagellatie?’

‘Ik heb Uit het Hart Gegrepen niet geschreven, ’ zei juffrouw Goldring.

‘Ik dacht dat u al had toegegeven dat u de schrijfster was, ’ zei de rechter. ‘Nu hoor ik...’

Wat hij hoorde was een tirade vanaf het getuigenbankje over de misdadige doortraptheid van uitgevers en redacteurs. Toen ze was uitgetierd wendde meneer Fescue zich tot rechter Plummery. ‘Zou het niet verstandig zijn het originele manuscript te vergelijken met andere die door gedaagde aan haar uitgever zijn gestuurd, edelachtbare?’ vroeg hij.

‘De gedaagde heeft geen bezwaar,’ zei meneer Widdershins en de zitting werd weer geschorst.

Later op de middag verklaarden twee experts in de grafologie en typologie dat het manuscript van Uit het Hart Gegrepen op exact dezelfde machine was geschreven, getypt en geproduceerd als Het Kabinet des Konings en Het Meisje uit het Hoogland, twee boeken die ook door juffrouw Goldring waren geschreven. Meneer Fescue zette zijn kruisverhoor voort.

‘We hebben nu onomstotelijk vastgesteld dat u Uit het Hart Gegrepen heeft geschreven,’ zei hij. ‘Is het ook niet waar dat u de eiser, meneer Lockhart Flawse, persoonlijk kent?’

Juffrouw Goldring wilde aan een woedende ontkenning beginnen, maar meneer Fescue hield haar tegen. ‘Voor u meineed pleegt zou ik graag willen dat u eens goed nadenkt over de verklaring onder ede van meneer Flawse dat u hem bij u thuis hebt uitgenodigd en getracht hebt dronken te voeren met crème de menthe.’