Erfelijk belast(48)
‘Ik wil alleen maar zeggen dat, als je denkt dat ik je dat heb aangedaan, je niet goed bij je hoofd bent,’ gilde mevrouw Raceme.
Dat was haar man ook niet. Gehinderd door het bed en dol van de pijn denderde hij in de richting waar haar stem ongeveer vandaan kwam, ramde de toilettafel waarachter mevrouw Raceme dekking had gezocht, sleurde toilettafel, bed, bedlamp en theeapparaat, om nog maar te zwijgen over mevrouw Raceme, met zich mee door de gordijnen van het patioraam, versplinterde het dubbele glas en tuimelde in het bloembed onder het venster. Daar kregen zijn kreten gezelschap van die van mevrouw Raceme, die averij had opgelopen in vrijwel dezelfde lichaamsdelen door het dubbele glas en een rozenstruik.
Lockhart aarzelde even maar stak toen over naar het vogelreservaat en terwijl hij stilletjes naar nummer twaalf sloop, klonk boven het gegil en gekrijs van de Racemes het geluid van een sirene. De Pettigrews bleven sociale controle uitoefenen en hadden voor de zoveelste keer de politie gebeld.
‘Wat was dat in vredesnaam voor herrie?’ vroeg Jessica toen Lockhart uit de garage kwam, waar hij zijn rijzweep had gedeponeerd. ‘ Het leek wel alsof er iemand door het dak van een broeikas viel.’
‘We hebben uiterst merkwaardige huurders,’ zei Lockhart. ‘Ze maken altijd zo’n hoop kabaal.’
Meneer en mevrouw Raceme maakten inderdaad een hoop kabaal en de politie vond hun situatie ook uiterst merkwaardig. Het opengehaalde achterwerk en de kap van meneer Raceme maakten het moeilijk hem direct te identificeren, maar de politie werd vooral geïntrigeerd door het feit dat hij nog aan het bed was vastgebonden.
‘Is het uw gewoonte een kap te dragen als u naar bed gaat, meneer?’ vroeg de brigadier die op de oproep gereageerd had en meteen een ambulance had gebeld.
‘Bemoei je verdomme met je eigen zaken,’ zei meneer Raceme onverstandig genoeg. ‘Ik vraag jou ook niet watje in je eigen huis uitvoert en jij hebt niet het recht mij dat te vragen.’
‘Nou meneer, als u ’t daarop wilt gooien, gooien wij ’t erop dat u obscene taal heeft gebezigd tegen een ambtenaar in functie en uw vrouw met lichamelijk geweld heeft bedreigd.’
‘En het lichamelijke geweld dat ze tegen mij heeft gebruikt dan?’ schreeuwde meneer Raceme. ‘Jullie schijnen over het hoofd te zien dat ze mij heeft afgeranseld.’
‘Dat hebben we heus niet over het hoofd gezien, meneer,’ zei de brigadier. ‘Uw vrouw heeft zo te zien geen halve maatregelen genomen.’
De terugkeer van een agent die de slaapkamer van de Racemes had doorzocht en nu met zijn armen vol rietjes, rottinkjes, zwepen en gesels terugkwam, sterkte de politie alleen maar in hun vermoeden dat meneer Raceme zijn verdiende loon had gekregen. Ze stonden helemaal aan de kant van zijn vrouw en toen meneer Raceme opnieuw probeerde haar aan te vliegen, namen ze niet de moeite hem handboeien om te doen maar zetten hem met bed en al in het politiebusje. Mevrouw Raceme werd afgevoerd in een ambulance. De brigadier, die volgde in een patrouillewagen, stond voor een raadsel.
‘Er gebeuren hier verdomd vreemde dingen,’ zei hij tegen de chauffeur. ‘We zullen Sandicott Crescent van nu af aan wat beter in ’t oog houden.’
Na dat voorval werd er elke avond een politiewagen aan het uiteinde van de Crescent gestationeerd, zodat Lockhart gedwongen was zijn tactiek te wijzigen. Hij had er al eens over nagedacht de riolering te benutten en de aanwezigheid van de politie spoorde hem aan om die plannen in praktijk te brengen. Twee dagen later kocht hij een rubber duikpak en een zuurstofmasker en, gebruikmakend van wijlen meneer Sandicotts gedetailleerde tekeningen van de riolering van de Crescent, opende hij het mangat van het hoofdriool tegenover zijn huis, daalde de ladder af en deed het deksel weer dicht. Het was pikdonker en hij deed zijn zaklantaarn aan en liep het riool uit, terwijl hij onderweg de zijriolen van de verschillende huizen bekeek. Het was een ruim hoofdriool, dat hem nieuw inzicht verschafte in de gewoontes van zijn buren. Tegenover het afvoerkanaal van kolonel Finch-Potter waren een aantal witte latex voorwerpen aangespoeld die niet strookten met zijn positie als zogenaamde vrijgezel, terwijl de gierigheid van meneer O’Brain nog eens werd onderstreept door het feit dat hij een telefoonboek als toiletpapier gebruikte. Toen Lockhart terugkeerde van zijn spelonkonderzoek was hij vastbesloten zijn aandacht op die twee vrijgezellen te concentreren. Eerst moest hij het probleem van de bul-terriër van de kolonel zien op te lossen. Het was een vriendelijk beest, maar met een even vervaarlijk uiterlijk als zijn baas. Lockhart was al op de hoogte van de gewoonten van de kolonel, hoewel de vondst van al die condooms enigszins verrassend was. De kolonel voerde meer in zijn schild dan je op het eerste gezicht zou denken. Hij moest hem eens wat aandachtiger observeren. Meneer O’Brain was een minder groot probleem. Als Ier was hij een relatief gemakkelijk doelwit en toen Lockhart zijn duikpak had uitgetrokken en afgespoeld, nam hij zijn toevlucht weer tot de telefoon.