Reading Online Novel

Erfelijk belast(102)



Meneer Bullstrode knikte. Hij was niet in staat iets te zeggen.

‘En toch,’ vervolgde meneer Flawse, op tien watt per kanaal, ‘en toch zien we de paradox dat, wat men Engels noemt, van eeuw tot eeuw verschilt. Een vreemde maar consequente inconsequentheid, waarbij de mensen hetzelfde blijven maar hun gedrag en opvattingen veranderen. In de tijd van Cromwell voerden godsdiensttwisten het veld aan; een eeuw later, in de tijd van Chatham, waren het de verovering van een Imperium en het verlies van Amerika, maar had de godsdienst het veld moeten ruimen voor een mechanisch model van het universum en Fransen zoals Diderot met hun encyclopedieën. Weten jullie wat Sully zei? Dat de Engelsen zich triest amuseren, naar de gewoonte van hun land. Een eeuw later beweerde Voltaire, die geïdoliseerde Franse persifleur, dat wij over het algemeen een uiterst somber en serieus temperament bezitten. Waar is dan de invloed die al die ideeën tussen de zestiende en de achttiende eeuw op de Engelsen hebben gehad? Niet dat ik me er iets van aantrek wat de Fransen van ons zeggen: hun waarnemingen komen zelden overeen met de mijne, of met wat ik heb gelezen. Ik zie altijd hetzelfde vrolijke, goeie ouwe Engeland, en wat kunnen de Fransen tegenover een Sterne of Smollet of zelfs een Surtees stellen? Ik heb nog nooit een Franse versie van Jorrocks op vossejacht zien gaan. Bij hen is ’t altijd esprit en badinage die de grap vormt. Bij ons is ’t actie en het conflict tussen onze woorden en wat we werkelijk zijn dat de mensen aan de andere kant van het Kanaal hypocrisie hebben genoemd. En wat wij werkelijk zijn is vermengd met buitenlands bloed en vluchtelingen voor tirannie, als een soort jan-in-de-zak die is gekookt in de pot die wij het Verenigd Koninkrijk noemen. Zo is het altijd al geweest en zal het altijd blijven; een haveloos ras van schooiers, de nazaten van gevluchte piraten. Wat zeg jij daarvan, Magrew, jij die bekend bent met Hume?’

Net als meneer Bullstrode had Dr. Magrew niets te zeggen. Geconfronteerd met deze marionet uit het verleden die met zijn woorden zijn eigen complexe zelf parodieerde stond hij met zijn mond vol tanden. Hij gaapte hem aan en terwijl hij gaapte verhief de oude man zijn stem nog verder. Er klonk nu woede in door en Lockhart, die met de afstandsbediening worstelde, merkte dat hij het volume onmogelijk omlaag kon krijgen.

‘Een of andere verdomde, schurkachtige Amerikaanse rijmelaar heeft eens beweerd dat hij wilde sterven met een klaaglijk gejammer, niet met een hoop misbaar. Zo iemand zou ik onder de weekdieren willen rangschikken, niet onder de mensen. Ik denk er anders over. Naar de hel met ’t klaaglijke gejammer en onze rol als de zeurende bedelaar van de wereld, met zijn pet nederig in zijn hand. Stof ligt er in dit huis genoeg, maar ik verdom het om erin te kruipen om een aalmoes los te krijgen uit een of andere buitenlandse smeerlap, of het nou een Arabische sjeik is of de keizer van Japan. Ik ben een rasechte Engelsman, Brits tot in m’n merg, en dat zal ik altijd blijven. Laat dat klaaglijke gejammer over aan de vrouwen en laat mij een hoop misbaar maken.’

Alsof hij zijn eigen verzoek inwilligde, klonk er een doffe knal in zijn binnenste en spoot er rook uit zijn oren. Meneer Bullstrode en Dr. Magrew keken vol ontzetting toe terwijl Lockhart aan de knoppen morrelde.

‘De brandblusser,’ schreeuwde hij tegen Dodd. ‘Pak in godsnaam de brandblusser!’

Het was echter al te laat. Meneer Flawse hield zich aan zijn belofte om niet klaaglijk te jammeren. Om zich heen maaiend met zijn armen en onverstaanbare verwensingen schreeuwend met zijn mechanische mond schoot hij in zijn rolstoel door de feestzaal, bleef onderweg met zijn voeten achter een kleed haken, stuitte tegen een geharnaste gedaante en belandde uiteindelijk, met die voorliefde voor de meest praktische koers die hij altijd al had bewonderd, in de open haard, waar hij vlam vatte. Tegen de tijd dat Dodd met de brandblusser kwam opdagen was hij al niet meer te doven en was in een regen van vlammen en vonken in de schoorsteen verdwenen.

‘De man werd tot moeite geboren, gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen. Amen,’ zei Dodd.

Zo kwam de oude meneer Flawse in de grote open haard als laatste van zijn geslacht zachtjes sissend aan zijn einde, onder de ogen van zijn twee beste vrienden, Jessica, Dodd, en de man die hij altijd de bastaard had genoemd.

‘Haast een soort Vikingbegrafenis,’ zei Dr. Magrew terwijl de verkoolde resten tot as uiteenvielen, en de laatste transistor smolt. Hij was gemaakt in Japan, zag hij, wat in tegenspraak was met de laatste pochende opmerking van de oude man dat hij Engels was tot in zijn merg. Hij wilde die interessante anatomische en filosofische waarneming net onder de aandacht brengen van meneer Bullstrode toen hij in de rede werd gevallen door een kreet die achter hem opklonk. Lockhart stond op de eiken tafel, tussen de flakkerende kaarsen, en de tranen biggelden over zijn wangen. ‘De duivel kent toch nog medelijden,’ dacht de dokter, maar Dodd herkende de symptomen, pakte zijn doedelzak en drukte met zijn arm op de zak terwijl Lockhart aan zijn klaagzang begon.