Reading Online Novel

Een zee van verlangen(20)



‘Ondanks wat u zegt, durf ik te wedden dat als Wellington alleen het bevel had gehad, de Fransen niet tegen onze strijdmacht opgewassen zouden zijn geweest,’ zei Roger koppig.

Colton trok vragend zijn wenkbrauwen op, zich afvragend of Roger met opzet probeerde hem in het harnas te jagen… alweer. Toch was hij nieuwsgierig om te horen hoe de ander tot die conclusie was gekomen. ‘Neem me niet kwalijk, meneer, maar was u erbij, was u getuige van onze veldslagen?’

Roger ontweek Coltons doordringende blik en ging even met zijn vingers over zijn mouw, alsof hij een vlekje wilde verwijderen. ‘Als ik niet sinds mijn jeugd aan een steeds terugkerende, afmattende ziekte had geleden, zou ik volgaarne mijn diensten hebben aangeboden. Ik zou met het grootste genoegen een paar van die Fransozen hebben gedood.’

Coltons gezicht betrok bij de gedachte aan de afschuwelijke verspilling van mensenlevens, niet alleen bij Waterloo maar ook op andere slagvelden waar hij had gevochten. ‘Het was een bloedige strijd voor iedereen,’ merkte hij met trieste stem op. ‘Helaas heb ik menige vriend verloren tijdens onze veldtocht tegen Napoleon. Als ik denk aan het onnoemelijke aantal Fransen dat bij Waterloo is gesneuveld, kan ik slechts sympathie hebben voor de talloze ouders, vrouwen en kinderen die bedroefd en berooid achterblijven. Het is diep te betreuren dat oorlogen moeten worden gevoerd vanwege de ambities van één enkele man.’

Adriana bestudeerde het knappe gezicht van degene aan wie ze jaren geleden was toegezegd en zag een droefheid in de grijze ogen die er in zijn jeugd niet was geweest. Ze vroeg zich af of zijn oogmerken veel waren veranderd sinds ze zijn vurige protesten had gehoord. Als de overeenkomst door hem was goedgekeurd, zouden ze kort na haar zeventiende verjaardag zijn getrouwd. Maar dat vooruitzicht had hem in conflict gebracht met zijn vader, en hij was weggegaan. Ze wilde er niet bij zijn als hij hoorde dat lord Sedgwick zijn plannen had doorgezet en documenten had getekend die zijn zoon verplichtten tot een periode van hofmakerij als inleiding tot een officiële verloving.

‘De Engelsen konden niet anders dan winnen,’ verklaarde Roger hooghartig, en bracht wat snuiftabak naar zijn neus. Hij had de gewoonte een snuifje te nemen onlangs aangeleerd in zijn streven de adellijke dandy’s te evenaren. Hoewel hij had gedacht dat het een wijdverspreide gewoonte was, begon hij te vermoeden dat geen van de mannen die in de grote hal aanwezig waren er iets voor voelde, want hij wekte slechts een paar geamuseerde glimlachjes op als hij snuif gebruikte. Hij deed zijn uiterste best waardig te blijven kijken, in weerwil van een toenemende aandrang om te niezen, en klikte het kleine, geëmailleerde doosje dicht. Daarna drukte hij krachtig een zakdoek tegen zijn linkerneusgat, waar de kriebel het hevigst was. Het bracht enige verlichting, en met waterige, rode ogen glimlachte hij kort naar Colton. ‘Zoals het gezegde luidt, milord, de rechtvaardigen zullen altijd overwinnen.’

‘Ik wilde dat ik zeker wist dat die verklaring altijd opgaat, meneer Elston, maar ik vrees dat dat helaas niet het geval is,’ antwoordde Colton ernstig. ‘Wat de Engelsen betreft, durf ik niet naar waarheid te verklaren dat we altijd gelijk hebben.’

Roger was van zijn stuk gebracht. Hij was nog nooit buiten Engeland geweest en geloofde dat alle buitenlandse machten niet alleen inferieur waren, maar zelfs verachtelijk in vergelijking met Engeland. ‘Ik moet zeggen, milord, dat het weinig vaderlandslievend is om te twijfelen aan de integriteit van ons land. Per slot van rekening zijn wij de grootste natie ter wereld.’

Met een enigszins trieste glimlach vertelde Colton over de waarnemingen die hij had gedaan tijdens zijn carrière als officier. ‘Veel te veel Engelsen vertrouwden in de logica dat het recht zou zegevieren, maar ze werden begraven op de plek waar zij en hun manschappen sneuvelden. Ik weet het, want een aantal van hen waren goede vrienden van me, en ik heb geholpen hen te begraven.’

Roger trok spottend zijn wenkbrauwen op. Nu hij de man zulke slappe onnozelheden had horen uiten, voelde hij zich gerechtvaardigd in zijn minachting voor hem. Kolonel lord Colton werd misschien door velen als een held beschouwd, maar Roger had zo zijn eigen mening wat iemand boven de anderen deed uitsteken, en hij vond dat Colton ver achterbleef bij de gedreven kruisvaarder die zich met zijn paard in het dichtste strijdgewoel begaf.

Met een laatdunkend glimlachje waagde hij op weinig respectvolle toon een vraag te stellen. ‘En welke fraaie logica nam u mee in de strijd, milord?’

Colton kon onmogelijk de minachtende uitdaging negeren en trok zijn wenkbrauwen sceptisch op. Gezien het feit dat Roger meer dan een half hoofd kleiner was en zeker vijftien kilo lichter, kwam hij tot de conclusie dat de man even heetgebakerd als onbeschaamd was. Of misschien had hij dom genoeg geconcludeerd dat Colton invalide was, omdat hij met een stok liep.