Een zee van verlangen(126)
‘Verachtelijk is het woord, moeder.’
Harrison kwam de zitkamer binnen met een klein zilveren blad waarop een brief lag die met rode was verzegeld was. Hij gaf hem aan de markiezin. ‘Dit bericht is zojuist voor u uit Bath gekomen, milord.’
‘Bath?’ herhaalde Colton verbaasd.
‘Ja, milord. Ik geloof dat hij het zegel draagt van lord Standish.’
Philana ging rechtop zitten met een sprankje hoop in haar ogen. ‘Misschien heeft Gyles Adriana weten over te halen je nog een kans te geven.’
Colton betwijfelde dat. Hij verbrak het zegel, vouwde het perkament open en begon te lezen. Het bericht maakte zijn opties overduidelijk.
Als u ook maar de geringste wens hebt mijn dochter een huwelijksaanzoek te doen, kan ik u slechts op het hart drukken zaterdagavond naar het Lansdown Crescent in Bath te komen vóór de sluitingstijd van de Assembly Room. De markies van Harcourt schijnt Adriana’s aanwezigheid en uw afwezigheid hier op te vatten als een aanduiding van een mogelijke vervreemding tussen u beiden. Hij heeft me verzocht om een onderhoud, en ik kan slechts aannemen dat hij mij weer wil spreken over zijn eventuele huwelijk met mijn dochter. Ik kan u de verzekering geven dat als dat niet de bedoeling mocht zijn van lord Harcourt, er vele anderen zijn die naar haar hand dingen. Hoewel ik erop vertrouw dat mijn dochter een verstandige keus zal maken, zal ze geen voor u gunstige beslissing nemen tenzij ze overtuigd is van uw verlangen haar tot uw vrouw te nemen. Als ik me vergist heb in uw genegenheid voor haar, negeert u dan alstublieft dit verzoek. Ik heb altijd diepe eerbied voor uw vader en zijn nagedachtenis, en het is uitsluitend om die reden dat ik deze brief stuur. Ik kan het Adriana niet kwalijk nemen als ze niet met u wenst te trouwen. Mijn plannen zijn om in Bath te blijven tot na het nieuwe jaar.
‘Wat is het, jongen?’ vroeg Philana. ‘Mag ik hopen dat het bemoedigend nieuws bevat?’
‘Ik moet naar Bath,’ verklaarde Colton. Hij sprong overeind en liet de brief naast zijn moeder op de tafel vallen. ‘Die brief verklaart alles. Ik weet niet wanneer ik terug ben.’
Even later reed Bentley hen langs Wakefield Manor. Er was nog geen uur voorbijgegaan sinds Colton Gyles’ brief had gelezen, en in die tijd was de wind opgestoken en hadden zich donkere wolken boven zijn hoofd gevormd.
Bentley voldeed aan het verzoek van zijn meester om haast te maken en spoorde de op één na beste paarden aan tot grotere snelheid. Spoed was geboden.
Het rijtuig kwam in het halfdonker van een dichtbebost gebied, en na een waarschuwende kreet en een gemompelde vloek van Bentley moest Colton zich schrap zetten toen het rijtuig plotseling met een schok stopte.
‘Wat is er?’ vroeg hij, terwijl hij het portier opende en half uitstapte.
‘Er ligt een boom dwars over de weg, milord,’ antwoordde Bentley. ‘Omgewaaid door de wind, denk ik.’
Colton stapte uit. Toen hij de hindernis zag en de situatie in ogenschouw nam, leek het hem wel moeilijk maar niet onmogelijk om de grote boom uit de weg te ruimen. ’samen moeten we de top van de boom opzij kunnen trekken, Bentley, tot hij evenwijdig met de weg ligt. Het moet niet onoverkomelijk zijn als we hem allebei tegelijk oppakken.’
Bij de derde tel hieven ze samen, met alle kracht waarover ze beschikten, de top van de boom op en droegen die naar de kant van de weg. Het was een immens karwei, maar het lukte.
Colton sloeg grinnikend het stof en vuil van zijn handen. Hij stond bij de voet van de boom toen hij besefte dat die niet was omgewaaid door de wind, zoals ze hadden gedacht. Hij was omgehakt, en voorzover ze konden vaststellen vrij kort geleden, te oordelen naar het sap dat eruit droop en de stapel verse splinters rond de wortels.
Colton liep paar stappen verder en bleef toen staan. Aandachtig luisterend tuurde hij rechts en links het bos in. Het grind op de veelbegane weg knarste onder Bentley’s laarzen, maar een ander geluid, een klik en de plof van een weigerend geweer, deden Coltons haren overeind staan. Het klonk te dichtbij om zich op zijn gemak te kunnen voelen.
‘Liggen!’ schreeuwde hij naar zijn koetsier, terwijl hij zelf zo hard hij kon naar de landauer rende, waarvan hij het portier open had laten staan. Dat bood hem althans enige bescherming. Het volgende moment klonk er een oorverdovende knal en Bentley dook geschrokken weg.
De kogel raakte zijn doel - boorde een gat in Coltons rug -en met een luide kreet viel hij voorover, languit op de grond. Vlak na die knal werd er een waar spervuur op hen losgelaten en de meeste kogels boorden zich in het rijtuig, dicht bij de plaats waar Colton was gevallen. Het bewegen deed hem erg veel pijn, maar hij wist zich toch onder het rijtuig te slepen, dat hem een minimum aan bescherming bood.