Dubbel bedrog(126)
Voor het eerst van haar leven begon Megan aan haar verstand te twijfelen. Was ze gek geworden door alle stress? Het was al ongelooflijk dat haar oom had toegeven verantwoordelijk te zijn voor de moord op haar vader en het ook geen punt leek te vinden om haar en Adam om drie miljoen dollar te laten ombrengen. Het was echter nog gekker te denken dat de mannen die haar oom voor die taak ingehuurd had – dezelfde mannen die haar vader hadden vermoord – naar het nu scheen de bedoeling hadden haar met gevaar voor hun eigen leven te redden. Wat ontging haar hier? Ze moest iets niet hebben begrepen. Iets belangrijks.
De chauffeuse stuurde de jeep de oprit op van een klein stenen gebouwtje aan de oostelijke rand van Las Criandas, aan de andere kant van waar het vliegveld en de platinamijn zich bevonden. De chauffeuse en de twee mannen stouwden hen naar binnen, er duidelijk op gebrand hen snel uit het zicht te krijgen, ook al was er niemand op straat te bekennen en lag het gebouwtje ver weg van andere huisjes.
In het licht van een enkele olielamp zagen ze een stenen vloer, ruwe witgekalkte muren en een absoluut minimum aan meubilair. Stoffering ontbrak helemaal. De vrouw verdween door een boog naar wat een eenvoudige keuken scheen, met daarin een stenen gootsteen en een pomp voor de watervoorziening. Ze kwam terug met een lap in een kleine emaillen emmer water, een plastic flesje babyolie en een gevaarlijk uitziend mes. Na een kort gesprek met de mannen legde ze haar hand op Megans schouder om aan te geven dat ze moest gaan zitten. Toen bracht ze olie aan rond de tape op Megans mond en wreef het goed in tot het lukte een van de hoekjes van de tape los te peuteren.
Ze keek Megan recht in de ogen en stak een heel verhaal af, in Mayataal, vermoedde Megan.
Megans overweldiger vertaalde het. ‘Mijn zus zegt dat ze de tape alleen los kan krijgen door eraan te trekken. Dat zal pijn doen. Ze vraagt je niet te schreeuwen. Er is toch niemand in de buurt die je kan horen, maar we moeten weten dat je je mond kunt houden en dat je je aan je woord houdt. Als je belooft niet te schreeuwen of om hulp te roepen als de tape weg is, knik dan.’
Megan had zelf ook gezien dat het huisje minstens vierhonderd meter van de dichtstbijzijnde buren af stond, dus besefte ze heel goed dat er niemand te hulp zou snellen als ze gilde. Aangezien ze er veel belang bij had dat de tape werd weggehaald – een stuk belangrijker dan symbolisch om hulp te roepen – knikte ze kort om aan te geven dat ze zou doen wat haar belager wilde.
De vrouw pakte het losse hoekje van de tape en trok. Megan hield een schreeuw in die niets te maken had met een wens bevrijd te worden maar alles met pijn. Met een medelijdende blik stak de vrouw haar de natte waslap toe onder het mompelen van een paar woordjes.
De ontvoerder vertaalde het weer. ‘Mijn zus zegt dat het haar spijt dat je pijn moest lijden. De huid rond je mond is niet kapot. Ze zal nu de tape van je handen doorsnijden, en ze vraagt je niet met geweld op je vrijheid te reageren.’
Met nog een kort knikje stemde Megan daarmee in. Toen haar handen eenmaal los waren, wreef ze met de koele waslap over haar gezicht, waarna ze de lap terugdeed in de emaillen emmer.
De vrouw ging nu naar Adam, en ze waste het opgedroogde bloed van zijn gezicht weg. ‘Niets gebroken,’ zei ze, ditmaal in het Engels. Voorzichtig depte ze zijn neus met water, en vervolgens deed ze hetzelfde als ze bij Megan had gedaan. Ze wreef de omgeving van zijn mond in met babyolie en trok de tape eraf in ruil voor zijn belofte niet te schreeuwen. Daarna aarzelde ze even, en overlegde met beide mannen of ze ook Adams polsen los zou snijden, maar uiteindelijk werden ze het eens dat ook Adams handen los mochten.
‘Waarom hebben jullie ons hiernaartoe gebracht?’ vroeg Adam zodra hij iets kon zeggen. ‘Als jullie ons van Ted Horn redden, zoals jullie beweren, waarom brengen jullie ons dan niet naar het eerste het beste politiebureau om Ted aan te geven?’
De ontvoerder keek lichtelijk geamuseerd. ‘Ik deel uw vertrouwen in de dienaren der wet helaas niet, Mr. Adam. Een Maya van het platteland die een Amerikaanse mijnbouwkundig ingenieur van poging tot moord beschuldigt, loopt zelf het meeste risico aan de verkeerde kant van de tralies te belanden.’
‘Je weet hoe ik heet.’
‘Zeker. Ik weet heel wat van je af.’ De ontvoerder voelde in zijn zak en haalde er een paar vellen opgevouwen papier uit tevoorschijn. ‘Toen Eric Ted Horn inseinde dat jullie naar Belize kwamen, heeft Mr. Ted op internet gekeken wat hij allemaal over je te weten kon komen. Hij heeft een aantal interessante artikeltjes gevonden over je werk, waarin staat wat je hebt gedaan om de economie in je woonplaats nieuw leven in te blazen. Dit heb ik van hem gekregen.’
‘Zodat je van alles wist over het leven van de man die je moest vermoorden? Dat is wel iets heel nieuws voor een huurmoordenaar, toch?’