Droom in zijde(44)
‘Goedemorgen.’
‘Goedemorgen.’ Het was belachelijk, maar ze was verlegen. Sebastian keurde haar nauwelijks een blik waardig, en het was alsof ze een klap in haar gezicht kreeg na de intieme nacht die ze hadden gedeeld. Ze moest een huivering onderdrukken. En ze was nog wel zo dom geweest om te denken dat…
Ze stond op en trok een badjas van het hotel aan. Niet dat Sebastian op haar lette. Hij werd ergens anders door in beslag genomen.
Met een gemak waar zij waarschijnlijk nooit aan zou wennen, trok hij de handdoek van zijn heupen en begon zich aan te kleden.
‘Ik moet vanochtend wat dingen doen. Mijn chauffeur kan je thuis afzetten wanneer je maar wilt.’
Aneesa slikte haar vraag wat hij op een zondagochtend te doen zou kunnen hebben, in. Er kwam een verschrikkelijk vermoeden in haar op.
‘Doe niet zo gek,’ zei ze bedeesd. ‘Jij hebt de auto nodig. Ik neem wel een taxi naar het appartement.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Wat je wilt. Ik zal op je wachten, dan kunnen we tegelijkertijd weg. Ik ga vast naar beneden om te kijken of alles gisteravond goed is gegaan.’
In een recordtijd had Aneesa zich gedoucht. Binnen een halfuur, haar haren nog steeds vochtig, was ze beneden. Ze droeg een comfortabele zwarte legging en een strak lang T-shirt onder haar leren jasje. Sebastian was aan de telefoon en liep door de lobby heen en weer. Hij zag eruit als een prachtige gekooide panter. Toen hij haar zag, maakte hij een eind aan het telefoongesprek en liep hij haastig samen met haar naar buiten. Hij hield een taxi aan en vroeg haar opnieuw of ze het zeker wist. En hoewel haar huid klam aanvoelde van de paniek, antwoordde ze instemmend.
Het patroon herhaalde zich. Sebastian had zichzelf laten zien, openhartig over zichzelf gesproken, en nu trok hij zich weer achter zijn dikke muur terug. Ze vond het verschrikkelijk dat ze zich als een achterdochtige minnares gedroeg, maar ze kon er niets aan doen. Hij was zo afgeleid dat hij haar niet eens aankeek.
Zoals gewoonlijk verlangde hij nu waarschijnlijk naar zware lichamelijke inspanning. Alleen dit keer had ze het afschuwelijke voorgevoel dat hij die lichamelijke inspanning bij een vrouw zou uitleven, en niet door te gaan hardlopen. Ongetwijfeld vond hij het verschrikkelijk dat zij zoveel van hem had gezien. Dat hij in haar bijzijn zwak was geweest.
Voordat ze goed en wel in de taxi zat, was zijn eigen auto al weggereden. Ze voelde zich belachelijk, maar ze kon het niet laten. ‘Ik weet dat dit een beetje raar klinkt, maar wilt u die auto alstublieft volgen?’
De chauffeur knipoogde naar haar in de achteruitkijkspiegel. ‘Ik heb er jaren op gewacht tot iemand me dat eindelijk eens zou vragen!’ zei hij met een sterk cockney accent.
En met niet bepaald discreet gierende banden keerde hij de taxi en reed achter Sebastians auto aan.
De rit leek een eeuwigheid te duren, en Aneesa zag dat ze richting Surrey reden. Met een schuin oog keek ze naar de meter; op dit moment had ze niet genoeg geld meer om terug naar de stad te rijden, en als Sebastian niet snel stopte…
Juist op het moment dat ze dat dacht, stopte de auto voor een sierlijke ijzeren poort. Aan de muur hing een onopvallend bord waarop The Grange stond.
Een huis. Een landhuis waar zijn minnares woonde.
Aneesa voelde zich misselijk. Ze instrueerde de chauffeur om op een parkeerhaven te gaan staan waar ze net buiten het zicht van Sebastians auto was. Nadat ze hem had betaald, stapte ze uit. Op wankele benen liep ze terug naar de hoek van de heg, waar ze met een harde klap recht tegen een muur van spieren op liep.
Harde handen hielden haar vast, ijskoude blauwe ogen keken in haar geschrokken gezicht. ‘Waarom volg je mij in hemelsnaam in een taxi alsof je in een of andere slechte film speelt?’
Aneesa was zo geschokt dat ze de waarheid eruit flapte. ‘Ik dacht dat je naar je minnares ging, daarom ben ik je gevolgd.’
Ze zag een wirwar van emoties over zijn gezicht gaan, en zelfs een glimp van humor. Zijn woede vond ze echter een stuk verdraaglijker dan zijn medeleven. ‘Lach me niet uit.’
Zijn gezicht werd ernstig, en de greep van zijn handen verzachtte. ‘En wat was je van plan te doen als je me eenmaal met die mysterieuze vrouw had betrapt? Want ik neem aan dat je van plan was om te wachten tot je ons op heterdaad kon betrappen?’
Opgelaten haalde ze haar schouders op. Ze zag het absurde van de situatie ook wel in. ‘Haar de ogen uitkrabben?’
Met een vermoeide zucht schudde hij zijn hoofd. ‘Nou, als je die minnares van mij zo graag wilt ontmoeten, moet je maar met me meegaan.’
Hij nam haar tas van haar over, en Aneesa stapte met hem in de auto die vervolgens door de poort en over een lange oprit reed. Ze wist nu wel zeker dat er geen minnares bestond, maar ze had geen idee wat ze moest verwachten. Totdat ze een enorm statig landhuis naderden en ze een paar mensen in rolstoelen zag die door verplegers in uniform werden begeleid.