Drift(24)
‘Stef, het spijt me, maar ergens in een boot ligt een vastgebonden vrouw. Als we haar niet vinden, verdrinkt ze.’
‘Jouw werk is altijd belangrijker dan wij. Altijd al geweest. Ook toen mama en jij nog bij elkaar waren. Lul. We hadden net zo goed niet hoeven komen.’
Kraus staarde naar zijn telefoon. Stef had de verbinding verbroken. Kraus belde opnieuw, maar er werd niet meer opgenomen. Hij toetste een sms’je: Sorry jongens. Morgen gaan we uit eten. Er ligt geld op de gebruikelijke plaats. Voorzichtig als jullie uitgaan. Groet, papa.
Het zweet stond op zijn voorhoofd en hij voelde aandrang. Hij wandelde naar het toilet. Shit, dacht hij. Ik moet morgen echt met de jongens gaan eten. Hij ritste zijn gulp dicht. Daarna liep hij terug naar zijn team. Telander kwam hem tegemoet.
‘De scheepsmonteur is hier,’ zei ze. ‘Misschien weet hij iets.’
Een man met achterover gekamd haar staarde naar de foto’s op Mahinovic’ beeldschermen. Telander stelde Kraus aan de man voor, waarna ze achter Mahinovic ging staan.
‘Hendrik Stevens,’ bromde hij en gaf Kraus een hand die droog aanvoelde. Hij wees met een wijsvinger naar de stalen wand naast de vastgebonden vrouw. Zijn nagels waren kort en hadden zwarte randjes.
‘Dat zijn de klinknagels,’ baste hij. ‘Het bootje is voor de oorlog gebouwd. Klassieke knikspant, waarschijnlijk een bakdekker, in de jaren twintig en dertig in zwang bij de gegoede burgerij om over plassen en smalle rivieren te varen. Bakdekkers schommelen nogal, dus voor de grote rivieren zijn ze minder geschikt. Er zijn er honderden van gebouwd, maar omdat de staaldikte meestal slechts drie millimeter is en de boten eind vorige eeuw uit de mode zijn geraakt en slecht werden onderhouden, zijn veel van deze scheepjes doorgeroest en afgedankt.’
Mahinovic tikte op Google ‘bakdekker’ in. Tientallen afbeeldingen verschenen naast en onder elkaar.
Stevens keek een paar seconden en wees naar een stalen boot met een houten opbouw. ‘Dat is een klassieke bakdekker. De lengte varieert tussen de zes en vijftien meter, maar de meeste waren rond de tien meter. Het zijn liefhebbersboten, die veel onderhoud nodig hebben. Veel waard zijn ze echter niet. Er is weinig belangstelling voor en dat drukt de prijs enorm.’
‘Hoeveel oude bakdekkers zijn er nog in de vaart?’ vroeg Telander.
Stevens wreef over zijn gezicht. ‘Dat is moeilijk te zeggen, maar in onze regio zijn het er misschien vijftien, hooguit twintig. De meeste liggen in jachthavens en worden als plezierjacht gebruikt.’
Kraus tikte op het rechterbeeldscherm. ‘Dus de kans is groot dat dit type boot ergens in een jachthaven ligt?’
Stevens knikte.
‘Of ergens aangemeerd langs een tijdelijke ligplaats,’ zei hij. ‘Daar mag je als recreant meestal drie etmalen gratis liggen. Er zijn veel van die ligplaatsen. In de zomermaanden maken veel watersporters daar gebruik van.’
‘Kun je met de auto bij die recreatieplaatsen komen?’ vroeg Mahinovic. ‘Ook op afgelegen plaatsen?’
‘Soms,’ zei Stevens.
‘Is er nog iets wat je opvalt aan de foto’s?’
Stevens haalde zijn schouders op.
‘Waarom loopt de hele boot niet vol water?’
‘In het motorruim zijn meestal schotten geplaatst. Als er een lek via de schroefas optreedt, blijft het water in het ruim en stroomt het niet de achterkajuit of de roef in.’ Stevens staarde naar het beeldscherm: ‘Is de dompelpomp aangesloten op een accu?’