Reading Online Novel

Dodenschip


1


BANDAR ABBAS, IRAN


Het afgetakelde vrachtschip had lang genoeg voor anker gelegen in de bedrijvige haven van Bandar Abbas om argwaan te wekken bij de Iraanse militairen. Een bewapende patrouilleboot voer weg van de marinebasis in de buurt en gleed over het azuurblauwe water naar het bijna tweehonderd meter lange vrachtschip.

Het schip heette Norego, en was in Panama geregistreerd, te oordelen naar de vlag die boven de achtersteven hing. Zo te zien was het schip omgebouwd van een gewoon vrachtschip naar een containerschip. Boven het dek verrezen vijf kranen, als bomen zonder takken: drie op het voorschip en twee op het achterdek. Rond de kranen waren containers in heldere kleuren opgestapeld, precies tot onder de ramen van de brug. Ondanks het grote aantal containers lag het schip hoog op het water: er was een strook van minstens drie meter rode antifouling zichtbaar onder de maximale beladingsgraad.

De romp was effen blauw, maar kennelijk al een tijd geleden voor het laatst geschilderd. Boven de waterlijn was de scheepshuid in een weinig bijpassende kleur groen geschilderd. De twee schoorstenen waren zo donker van roet dat de originele kleur niet meer te bepalen was. Een rookpluim kringelde boven de schoorstenen en vormde nevelslierten boven het dek.

Steigers waren aangebracht bij de achtersteven, waar mannen in smoezelige overalls werkten aan het roer.

Toen de patrouilleboot dichterbij kwam bracht de militair, die kennelijk de kapitein van het kleine scheepje was, een megafoon naar zijn mond. ‘Ahoi, Norego!’ zei hij in het Farsi. ‘Wij komen bij u aan boord.’ Muhammed Ghami herhaalde de woorden in het Engels, de internationale scheepvaarttaal.

Even later verscheen een man met flink overgewicht en gekleed in officiersshirt met zweetvlekken bij de gangway. Hij knikte naar een ondergeschikte en de trap langszij het vrachtschip werd neergelaten.

Zodra hij langszij was zag Ghami de kapiteinsepauletten op de schouders van de dikke man en meewarig vroeg hij zich af waarom iemand met deze rang zichzelf zo verwaarloosde. De kapitein van de Norego had een enorme buik die uitpuilde boven zijn broekriem. Onder zijn witte pet waren grijze strepen in zijn vettige zwarte haar te zien en hij had een stoppelbaard. Ghami vroeg zich af waar de eigenaren van het vrachtschip deze gezagvoerder hadden aangeworven.

Een van de matrozen stond achter het .50 machinegeweer van de patrouilleboot, en Ghami knikte naar een andere matroos dat hij de boot moest afmeren aan de gangway. Nog een derde marineman stond paraat met een AK-47-geweer over zijn schouder. Ghami controleerde of de flap van zijn holster dicht was en hij sprong naar de scheepstrap, gevolgd door zijn tweede man. Terwijl hij de treden beklom zag hij dat de kapitein van de vrachtboot zijn haar gladstreek en zijn smoezelige overhemd rechttrok. Het waren zinloze pogingen er beter uit te zien.

Ghami kwam aan dek, en hij zag meteen dat er klinknagels ontbraken en dat het dek al jaren niet meer geschilderd was. Overal waren roestige korsten, behalve op de zeecontainers die nog niet zo lang geleden aan boord waren gebracht. De slordigheid van de bemanning had daar nog geen vat op gekregen. Er ontbraken delen van de reling, gerepareerd met stukken ketting en de bovenbouw was zo aangetast door roest dat die elk moment leek te gaan bezwijken.

Ghami verborg zijn afkeer en salueerde stram naar de kapitein. De dikke man krabde over zijn buik en gebaarde vaag naar zijn pet.

‘Kapitein, ik ben korporaal Muhammed Ghami van de Iraanse marine. Dit is matroos Khatahani.’

‘Welkom aan boord van de Norego,’ antwoordde de gezagvoerder van de vrachtboot. ‘En ik ben kapitein Ernesto Esteban.’

Zijn Spaanse accent was zo zwaar dat Ghami elk woord in gedachten moest herhalen om er zeker van te zijn dat hij het goed had verstaan. Esteban was iets langer dan de Iraanse marineman, maar door zijn overgewicht leek hij even groot als Ghami. Esteban had donkere, waterige ogen en toen hij glimlachend de hand van Ghami drukte waren zijn gele scheve tanden zichtbaar. Zijn adem rook naar bedorven melk.

‘Wat is er mis met het roer van uw boot?’ vroeg Ghami.

Esteban uitte een vloek in het Spaans. ‘De roerketting is vastgeraakt. Al de vierde keer deze maand. De gierige eigenaren van deze boot,’ – hij spuwde verachtelijk – ‘geven geen toestemming dat te laten repareren op een scheepswerf, daarom moeten mijn mensen het doen. We varen vanavond, of uiterlijk morgenochtend weer verder.’

‘Wat is uw lading? En wat is de bestemming?’

De kapitein sloeg met zijn vlakke hand op de wand van een zeecontainer. ‘Leeg. Alleen daar is de Norego goed voor.’

‘Ik begrijp u niet!’ zei Ghami.

‘Wij vervoeren lege zeecontainers van Dubai naar Hong Kong. Volle containers worden naar Dubai gevaren, daar uitgeladen en op de kade gestapeld. En wij brengen ze terug naar Hongkong, waar ze opnieuw gevuld worden.’