Dodenschip(2)
Dat verklaarde waarom het vrachtschip zo hoog op het water lag, begreep Ghami. Lege containers wegen maar enkele tonnen per stuk. ‘En wat heeft u als lading op weg hierheen?’
‘Amper genoeg om de kosten te dekken,’ zei Esteban meewarig. ‘Niemand wil ons verzekeren met een lading die meer waarde heeft dan alleen lege containers.’
‘Ik moet de bemanningslijst, de vrachtbrieven en de registratiekaarten van het schip zien.’
‘Is er soms iets niet in orde?’ vroeg Esteban snel.
‘Dat kan ik pas beoordelen als ik uw documenten gezien heb,’ antwoordde Ghami, met zo’n dreigende ondertoon dat de dikke kapitein wel moest gehoorzamen. ‘Uw schip bevindt zich in Iraanse wateren en ik heb het recht alles te inspecteren.’
‘Geen probleem, señor,’ antwoordde Esteban gladjes. Zijn grijns leek eerder een grimas. ‘Zullen we de schaduw opzoeken in mijn hut?’
Bandar Abbas lag weggedoken in de scherpste bocht in de Straat van Ormoes, de nauwe ingang naar de Perzische Golf. In de zomer is de temperatuur overdag zelden minder dan 40 graden Celsius, en er stond ook weinig wind. Het metalen dek onder de voeten van de mannen was letterlijk heet genoeg om eieren op te bakken.
‘Gaat u maar voor,’ gebaarde Ghami naar de brug.
Het interieur van de Norego was even haveloos als de buitenkant. Op de vloer lag brokkelig linoleum, de wanden waren kaal of bedekt met afbladderende verf en de tl-buizen aan de plafonds zoemden luid. Enkele lampen flikkerden aan en uit, zodat de smalle gangen af en toe donker waren.
Esteban leidde Ghami naar een trap met een loszittende leuning, via een dek dat hoger was door een korte gang. Hij opende de deur van zijn werkruimte en wenkte zijn bezoekers naar binnen. De kapiteinshut was zichtbaar achter een openstaande deur. Het bed was niet opgemaakt en de lakens die op de vloer waren gevallen vertoonden vlekken. Een kast was aan de wand vastgeschroefd en de spiegel boven de kast was over de hele breedte gebarsten.
Het kantoor was een rechthoekige ruimte met een enkele patrijspoort die zo aangekoekt was met zout dat er maar weinig licht naar binnen drong. Aan de wanden van het vertrek hingen schilderijen van droevig kijkende clowns in kitscherige kleuren op een zwarte achtergrond. Een andere deur gaf toegang tot een kleine badkamer die smeriger leek dan een openbaar toilet in een achterbuurt van Teheran. Er was zoveel gerookt in het kantoor dat de verschaalde tabaksrook alles doordrongen had. Ghami was zelf een verstokte roker, maar de Iraanse marineofficier voelde toch afgrijzen.
Esteban stak de twee stekkerloze draden van een bureaulamp in een stopcontact naast zijn bureau. Hij vloekte toen er vonken wegsprongen maar leek tevreden dat de lamp ging branden. Hij liet zich kreunend in zijn stoel zakken en gebaarde dat de twee inspecteurs ook moesten gaan zitten. Ghami gebruikte een pen uit zijn borstzak om een verdroogde kakkerlak van de stoel te verwijderen, voordat hij ging zitten.
De kapitein rommelde in een bureaula en haalde een fles drank tevoorschijn. Hij keek even naar de twee moslims en legde de fles weer terug in de lade, binnensmonds iets mompelend in het Spaans. ‘Oké, dit zijn de vrachtbrieven.’ Hij overhandigde een map. ‘Ik zei al dat wij alleen lege containers naar Hongkong vervoeren.’ Hij pakte nog een map. ‘En dit is de bemanningslijst. Een stelletje ondankbare luie donders, als je het mij vraagt. Dus als jullie iemand van hen willen arresteren, mijn zegen heb je. En dit zijn papieren van de Norego.’
Ghami bekeek de lijst met namen van de bemanning en hun nationaliteit. Hij controleerde de identiteitsbewijzen aandachtig. De bemanning van het schip bestond uit Chinezen, Mexicanen en inwoners van de Caribische eilanden, en dat kwam overeen met de lieden die hij aan het roer had zien werken. De kapitein zelf was afkomstig uit Guadalajara in Mexico, en hij werkte al elf jaar bij Trans Ocean Shipping & Freight. De laatste zes jaar was hij kapitein op de Norego. Ghami zag verbaasd dat Esteban pas tweeënveertig jaar was: de man leek eerder zestig.
Er was niets wat argwaan kon wekken, maar Ghami wilde alles grondig controleren. ‘Hier staat dat u 870 containers vervoert?’
‘Zo ongeveer.’
‘Die containers zijn ook in het ruim opgestapeld?’
‘Ja, en de rest staat aan dek,’ beaamde Esteban.
‘Ik wil u niet beledigen, kapitein, maar dit type vrachtschip is niet ontworpen om containers efficiënt in het ruim te laden. Ik vermoed dat er ruimte over is voor smokkelwaar. Daarom wil ik de zes ruimen inspecteren.’
‘Zolang het roer niet gerepareerd is heb ik alle tijd,’ zei Esteban. ‘Als u het hele schip wilt doorzoeken: ga gerust uw gang. Ik heb niets te verbergen.’
De deur van het vertrek werd opeens geopend. Een Chinees bemanningslid in overall en op houten slippers begon gehaast in het Kantonees tegen de kapitein te praten. Esteban vloekte en hij kwam vlug overeind achter zijn bureau. De snelle bewegingen alarmeerden de Iraniërs. Ghami ging staan en zijn hand bewoog naar zijn pistoolholster. Esteban negeerde de marineofficier en draafde zo snel als zijn omvangrijke gestalte toeliet naar de badkamer. Op dat moment klonken er gorgelende geluiden uit de afvoerbuizen. Esteban smeet de badkamerdeur dicht. Een ogenblik later hoorden ze het geluid van water dat als een geiser omhoogspoot tegen het plafond. Een indringende rioollucht verspreidde zich door het benauwde kantoor.