Reading Online Novel

De vergeten tuin(63)



De voordeur van Battersea Bridge Road 37 zwaaide met grote kracht open. In de deuropening stond een minuscuul vrouwtje met spillebeentjes en een wandelstok. Ze was niet groter dan een meter twintig. Uit een dikke wrat links op haar kin ontsproot een lange, zilvergrijze haar. ‘Wie ben jij, meisje?’ zei ze met een vaag cockneyaccent.

Het was minstens veertig jaar geleden dat iemand haar ‘meisje’ had genoemd. ‘Nell Andrews,’ zei ze, terwijl ze een stap terug deed van de verlepte plant. ‘Ik ben een toerist. Ik kijk maar wat rond. Ik probeer alleen…’ Ze stak haar hand uit. ‘Ik kom uit Australië.’

‘Australië?’ zei de vrouw, en haar bleke lippen vormden een glimlach waardoor haar tandvlees zichtbaar werd. ‘Had dat dan gezegd. Mijn schoonzoon is een Australiër. Ze wonen in Sydney, misschien ken je ze wel. Desmond en Nancy Parker?’

‘Ik ben bang van niet,’ zei Nell. Het gezicht van de oude vrouw werd chagrijnig. ‘Ik woon niet in Sydney.’

‘Ach nou ja,’ zei het oude mensje een tikje sceptisch. ‘Misschien loop je ze ooit nog eens tegen het lijf als je daar bent.’

‘Desmond en Nancy. Ik zal het onthouden.’

‘Meestal komt hij pas na donker thuis.’

Nel fronste. Haar schoonzoon in Sydney?

‘Die man van hiernaast. Rustig type.’ De vrouw liet haar stem dalen en fluisterde. ‘Hij mag dan een neger zijn, maar het is een harde werker.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Een neger! Een Afrikaan in Battersea Bridge Road. Wie had dat ooit kunnen denken? Mijn moeder zou zich in haar graf omdraaien als ze wist dat er Afrikanen in haar oude straat woonden, in haar vroegere huis nog wel.’

Nell spitste de oren. ‘Heeft uw moeder hier ook gewoond?’

‘Ja zeker,’ zei de oude vrouw trots. ‘Ik ben hier geboren. In het huis waarvoor u zo’n belangstelling hebt, zelfs.’

‘Bent u hier geboren?’ Nell trok haar wenkbrauwen op. Slechts weinig mensen konden beweren dat ze hun hele leven in dezelfde straat hadden gewoond. ‘En hoe lang is dat geleden? Zestig, zeventig jaar?’

‘Tachtig jaar, dat mag je best weten.’ De vrouw stak haar kin naar voren zodat het licht op de grijze haar viel. ‘En geen dag minder.’

‘Tachtig jaar,’ zei Nell langzaam. ‘En u hebt al die tijd hier gewoond. Sinds…’ Ze maakte snel een rekensommetje. ‘Sinds 1897?’

‘Jawel, sinds december 1897. Ik was een kerstkindje.’

‘Kunt u zich nog veel herinneren, van vroeger bedoel ik?’

Ze lachte kakelend. ‘Ik denk wel eens dat het de enige herinneringen zijn die ik nog heb.’

‘In die tijd zal het hier heel anders zijn geweest.’

‘O, ja zeker,’ zei de oude vrouw met een wijs gezicht. ‘Dat kun je wel zeggen.’

‘De vrouw naar wie ik onderzoek doe, heeft ook in deze straat gewoond. Hier in dit huis, blijkbaar. Kunt u zich haar misschien herinneren?’ Nell ritste haar verzameling documenten open en haalde de foto tevoorschijn die ze had gekopieerd van het omslag van het sprookjesboek. Ze merkte dat haar vingers een beetje trilden. ‘Zo zag ze eruit als volwassene. Toen ze hier woonde, was ze nog maar een kind natuurlijk.’

De oude vrouw stak een knokig handje uit en nam de aangeboden foto aan. Ze tuurde er zo ingespannen naar dat zich een netwerk van rimpeltjes om haar ogen vormde. Daarna moest ze kakelend lachen.

‘Kent u haar?’ Nell hield haar adem in.

‘En of ik haar ken. Ik zal me haar op mijn sterfbed nog herinneren. Toen ik klein was, joeg ze me de stuipen op het lijf. Ze vertelde allerlei boosaardige verhaaltjes als ze wist dat mijn moeder niet in de buurt was om haar met een pak rammel weg te jagen.’ Ze keek Nell aan en moest zo fronsen dat haar voorhoofd wel een trekharmonica leek. ‘Elizabeth? Ellen?’

‘Eliza,’ zei Nell vlug. ‘Eliza Makepeace. Ze is schrijfster geworden.’

‘Dat zou ik niet weten, ik ben niet zo’n lezer. Ik zie het nut van al die bladzijden niet in. Het enige wat ik weet, is dat het meisje daar op die foto verhalen vertelde waarvan je de haren te berge rezen. Ze maakte de meeste kinderen hier uit de buurt bang van het donker, hoewel we altijd terugkwamen om nog meer te horen. Ik weet niet waar ze die verhalen allemaal vandaan haalde.’

Nell keek nog eens naar het huis en probeerde een indruk van die jonge Eliza te krijgen. Ze was dus een door de wol geverfde verhalenvertelster die kleinere kinderen met haar gruwelijke sprookjes de stuipen op het lijf joeg.

‘Nadat ze was opgehaald, misten we haar.’ De oude vrouw schudde mistroostig haar hoofd.

‘Ik zou denken dat u blij moet zijn geweest dat ze u niet meer bang kon maken.’