De vergeten tuin(60)
Cassandra schudde haar hoofd en onderdrukte het gerommel in haar maag. ‘Ik weet het niet.’
‘Nou ja,’ zuchtte Ruby theatraal. ‘Je bent er nu en de Filistijnen zijn slechts een verre herinnering. Hoe is het? Niet al te veel last van jetlag?’
‘Ik voel me prima, dank je.’
‘Goed geslapen?’
‘Die bedbank is heel gerieflijk.’
‘Je hoeft niet te liegen, hoor,’ lachte Ruby. ‘Al waardeer ik het wel. De hobbels en bobbels hebben in elk geval gemaakt dat je niet de hele dag hebt verslapen. Dan had ik je moet bellen om je wakker te maken. Ik zou je mijn tentoonstelling niet laten missen.’ Ze straalde. ‘Ik kan nog steeds niet geloven dat Nathaniel Walker op hetzelfde landgoed heeft gewoond als waarop jouw huisje staat! Hij heeft het waarschijnlijk gezien en er inspiratie van opgedaan. Misschien is hij zelfs binnen geweest.’ Ruby gaf Cassandra met grote, enthousiaste ogen een arm en liep een van de gangpaden in. ‘Kom mee, je zult het fantastisch vinden!’
Een tikje nerveus bereidde Cassandra zich voor op een gepast enthousiaste reactie op wat Ruby haar zo graag wilde laten zien.
‘Voilà!’ Ruby wees triomfantelijk op een serie tekeningen in een vitrine. ‘Wat zeg je daarvan?’
Cassandra’s adem stokte in haar keel en ze boog zich naar voren om beter te kunnen zien. Ze hoefde geen enthousiasme te veinzen. De tentoongestelde tekeningen waren zowel onthutsend als opwindend. ‘Maar waar komen ze…? Hoe ben je hier aan…?’ Cassandra keek Ruby van opzij aan. Die sloeg de handen verrukt ineen. ‘Ik had er geen idee van dat ze überhaupt bestónden.’
‘Dat had niemand,’ zei Ruby opgewekt. ‘Behalve de eigenares, en ik kan je verzekeren dat die er al heel lang niet aan had gedacht.’
‘Hoe ben je er aangekomen?’ Cassandra’s gezicht was warm geworden.
‘Puur toevallig, lieverd. Puur toevallig. Toen ik op het idee van de tentoonstelling kwam, had ik geen zin al die oude victoriaanse spullen waar het publiek al tientallen jaren langs schuifelt anders neer te zetten. Dus heb ik in alle vaktijdschriften die ik maar kon bedenken een advertentietje gezet. Er stond heel eenvoudig: TE LEEN GEVRAAGD: BELANGWEKKENDE KUNSTOBJECTEN VAN ROND HET BEGIN VAN DE TWINTIGSTE EEUW, OM MET VEEL ZORG TE WORDEN TENTOONGESTELD IN LONDENS MUSEUM.
En geloof het of niet, ik werd al gebeld vanaf de dag dat de eerste advertentie verscheen. De meeste waren natuurlijk vals alarm, zoals schilderijen die oudtante Mavis van de lucht had gemaakt, maar er lag ook goud tussen het puin. Je staat ervan te kijken hoeveel objecten van onschatbare waarde het hebben overleefd zonder dat er ook maar enige aandacht aan is besteed.’
Dat gold ook voor antiek, dacht Cassandra. De mooiste vondsten waren altijd de objecten die decennialang waren vergeten en ontkomen aan de klauwen van enthousiaste doe-het-zelvers.
Ruby bekeek de tekeningen nog een keer. ‘Deze horen bij mijn meest waardevolle vondsten.’ Ze glimlachte naar Cassandra. ‘Onvoltooide tekeningen van Nathaniel Walker, wie had dat ooit kunnen denken? Ik bedoel, boven hebben we een kleine verzameling portretten van zijn hand, en er is een schilderij van een kamer in de Tate Britain, maar voor zover ik of wie ook wist, waren dat de enige werken die het hadden overleefd. Men nam aan dat de rest…’
‘Vernietigd was. Ja, dat weet ik.’ Cassandra had nog steeds warme wangen. ‘Nathaniel Walker was berucht om het weggooien van eerste opzetten van werk dat hem niet zinde.’
‘Dan kun je je wel voorstellen wat ik voelde toen die dame me deze overhandigde. Daags tevoren was ik helemaal naar Cornwall gereisd, en van het ene huis naar het andere gegaan om met een beleefd gezicht objecten te weigeren die totaal ongeschikt waren. Heus…’ Ze sloeg de ogen ten hemel. ‘… je zou staan te kijken van de dingen waarmee de mensen kwamen. Maar laat ik volstaan met te zeggen dat ik op het punt stond er een streep onder te zetten toen ik op dat adres kwam. Het was zo’n huisje aan zee met een rieten dak en ik stond op het punt om mezelf de rest van de dag vrij te geven toen Clara opendeed. Ze was een grappig mensje; ze had iets van een personage uit Beatrix Potter, zo’n oude kloek in een duster. Ze ging me voor naar het kleinste en volste huiskamertje dat ik ooit had gezien – mijn appartement is er een villa bij – en ze wilde met alle geweld theezetten. Na zo’n dag was ik inmiddels zover dat ik wel een glas whisky lustte, maar ik liet me in de kussens zakken om te zien met wat voor waardeloos voorwerp ze mijn tijd zou gaan verdoen.’
‘En toen gaf ze je deze.’
‘Ik wist direct wat het waren. Ze zijn ongesigneerd, maar ze hebben zijn watermerk. Kijk maar in de linkerbovenhoek. Ik zweer het je, ik begon te sidderen toen ik het zag. Ik liet bijna mijn kop thee eroverheen vallen.’