De vergeten tuin(62)
Toen Cassandra het V&A verliet, ging ze op zoek naar een eethuisje voor een verlate lunch. Ze besefte dat ze voor het laatst in het vliegtuig had gegeten en bij Ruby weinig anders naar binnen had gekregen dan een handje Engelse drop en een kop thee, dus was het geen wonder dat haar maag kermde. Nell had een plattegrond van het centrum van Londen aan de binnenkant van het omslag van haar schrift geplakt, en voor zover Cassandra kon zien, kon ze elke kant op lopen om een plek te vinden waar ze iets kon eten en drinken. Toen ze naar de kaart tuurde, zag ze een vaag kruisje dat met een balpen was aangebracht, ergens aan de overkant van de rivier, een straat in Battersea. Ze kreeg kippenvel van opwinding. Een plek was aangegeven met een X, maar wat was dat precies voor een plek?
Twintig minuten later kocht ze een broodje tonijnsalade en een fles water in een espressobar in King’s Road en daarna liep ze in Nells voetsporen door Flood Street naar de rivier.
Overal op de Chelsea Embankment liepen joggers, mensen met wandelwagentjes en honden. De brug zag er lang uit, ze had honger en vlakbij was een leeg bankje. Cassandra ging zitten en pakte haar broodje uit.
De herfstzon was uit zijn schuilplaats tevoorschijn gekomen en bezaaide de oppervlakte van de Theems met zilveren vlekken. Wat had die rivier veel gezien: talloze levens hadden zich op de oevers afgespeeld en er waren ontelbare mensen gestorven. En van deze rivier was al die jaren geleden een schip met de kleine Nell aan boord vertrokken. Dat had haar van een leven dat ze had gekend naar een onzekere toekomst gebracht. Een toekomst die inmiddels verleden tijd was geworden, een leven dat voorbij was. En toch deed het er nog steeds toe; voor Nell was het belangrijk geweest en nu was het dat ook voor Cassandra. Deze puzzel was haar erfenis. En dat niet alleen, het was haar verantwoordelijkheid.
Het was uitgaand tij en Cassandra sloeg het glinsterende water op weg naar zee gade. Aan de overkant van de rivier torenden de vier schoorstenen van de elektriciteitscentrale van Battersea trots en brutaal omhoog. Ze sloeg Nells aantekenboek open en stuitte op een dik pak paperassen van uiteenlopend formaat en uiteenlopende vorm. Goochelend met haar broodje bladerde Cassandra de papieren door: een brochure van een erfgoedvereniging over het plaatsje Tregenna; een boekje over Cornwall dat, te oordelen naar de foto’s, in de jaren zestig was gedrukt; een korte tekst over de spoken en legenden van Tregenna, Bodinnick en Fowey; en een uittreksel van een boek met de titel Fairytales and Fiction Weavers of the Fin de Siècle. Het was merkwaardig dat die documenten – die zo ver van haar bed hadden geleken toen ze er in Australië op was gestuit – zo aan zeggingskracht wonnen nu ze ze in Londen las. Voorzichtig sloeg ze de door meeldauw aangetaste bladzijden om, op zoek naar het verslag van het uitstapje naar Battersea van dertig jaar geleden.
18
Londen, Engeland, 1975
Nell hield haar hoofd schuin om beter te kunnen zien. Ze had gehoopt dat ze het huis waarin Eliza had gewoond op de een of andere manier zou herkennen wanneer ze het zag, dat ze instinctief zou aanvoelen dat het belangrijk was geweest in haar verleden, maar dat bleef uit. Het huis op Battersea Bridge Road 35 zei haar niets. Het was een saai pand en zag er grotendeels net zo uit als de andere huizen in de straat: drie etages, schuiframen en smalle regenpijpen die langs ruwe bakstenen muren, door tijd en vuil grauw geworden, omhoogklommen. Het enige wat het van de buurhuizen onderscheidde, was een merkwaardige aanbouw bovenop. Van buiten leek het alsof een deel van het dak was ingemetseld om een extra kamer te scheppen, maar dat was moeilijk vast te stellen als je het niet vanbinnen kon zien.
De straat zelf liep in noordelijke richting naar de Theems. De smerige straat met troep in de goot en spelende kinderen met snotneuzen op de stoep leek haar bepaald niet het soort plek dat een schrijfster van sprookjes had voortgebracht. Dat waren natuurlijk malle, romantische ideeën, maar wanneer Nell zich Eliza voor de geest probeerde te halen, werd haar verbeelding beheerst door beelden van J.M. Barries Kensington Gardens en de betoverende charme van het Oxford van Lewis Carroll.
Maar dit was het adres uit het boek dat ze van Snelgrove had gekocht. Dit was het geboortehuis van Eliza Makepeace, waar ze haar eerste jaren had doorgebracht.
Nell ging iets dichterbij staan. Er leek geen activiteit in huis, dus durfde ze haar hoofd dicht hij het raam aan de voorkant te brengen. Ze zag een klein kamertje, een open haard van baksteen en een benauwd keukentje dat uitzag op een binnenplaats van flagstones achter de huizen. Een smalle trap liep langs de wand bij de deur omhoog.
Nell deed een stap naar achteren en struikelde bijna over een dode potplant.
Ze schrok van een gezicht voor het raam bij de buren, een bleek gezicht met een krans van witte krulletjes. Nell knipperde met haar ogen, keek nog eens, maar het gezicht was verdwenen. Was het een spook? Nell knipperde nog eens met haar ogen. Ze geloofde niet in spoken, althans niet het soort dat ’s nachts herrie schopt.