De vergeten tuin(42)
Na wat wel een eeuwigheid leek, nam Snelgrove een laatste, hongerige trek en drukte hij de peuk uit in een overvolle asbak. Hij sprak hoestend. ‘Hoe komt u hieraan?’
Verbeeldde ze zich die belangstellende vibratie in zijn stem? ‘Ik heb het gekregen.’
‘Van wie?’
Ja, van wie. ‘Ik denk van de schrijfster zelf. Ik kan het me niet goed herinneren. Ik was nog klein toen ik het kreeg.’
Nu nam hij haar belangstellend op. Zijn lippen verstrakten en trilden een beetje. ‘Ik heb er natuurlijk van gehoord, maar ik moet u bekennen dat ik van mijn leven nog nooit een exemplaar heb gezien.’
Het boek lag dichtgeslagen op zijn bureau en Snelgrove streek er licht met zijn hand over. Hij liet zijn oogleden dichtvallen en stiet een diepe zucht van welbehagen uit, als van een dolende in de woestijn die eindelijk op water is gestuit.
Verrast door de verandering in zijn gedrag schraapte Nell haar keel, zoekend naar woorden. ‘Is het dan zeldzaam?’
‘O, jawel,’ zei hij zacht, terwijl hij zijn ogen weer opendeed. ‘Ja zeker. Uitzonderlijk zeldzaam. Er was maar één druk van, ziet u. En dan de illustraties van Nathaniel Walker. Dit moet een van de weinige boeken zijn die hij ooit heeft gedaan.’ Hij sloeg het open en keek naar de titelplaat. ‘Een zeldzaam exemplaar, dat kunt u wel zeggen.’
‘En de schrijfster? Weet u iets over Eliza Makepeace?’ Toen hij zijn knokige oude neus optrok, hield Nell haar adem in. Ze koesterde een sprankje hoop. ‘Die blijkt nogal ongrijpbaar. Ik heb maar heel weinig over haar boven water gekregen.’
Snelgrove hees zichzelf uit zijn stoel en wierp een verlangende blik op het boek voordat hij zich naar een houten archiefkastje op de plank achter hem wendde. Het had maar kleine laatjes, en toen hij er een opentrok, zag Nell dat het tot de rand toe vol lag met rechthoekige kaartjes. Mompelend bladerde hij die door, tot hij er uiteindelijk een uit trok. Hij tuurde over zijn bril en ging weer zitten.
‘Hier hebben we hem dan.’ Zijn lippen bewogen toen hij het kaartje las en even later ging het volume omhoog. ‘Eliza Makepeace… Verhalen verschenen in diverse periodieken… Slechts één gepubliceerde verzameling…’ Hij tikte met een vinger op Nells boek. ‘… dat hier voor ons ligt… Heel weinig wetenschappelijk onderzoek naar haar gedaan… Behalve… Aha, ja.’
Hij stond op en Nell veerde op. ‘Wat? Wat hebt u gevonden?’
‘Een artikel, een boek waarin uw Eliza ter sprake komt. Als ik me goed herinner, bevat het een korte biografie.’ Hij schuifelde naar een boekenkast van de vloer tot het plafond. ‘Betrekkelijk recent, pas negen jaar oud. Volgens mijn aantekeningen moet het hier ergens staan…’ Hij ging met zijn vinger langs de ruggen op de vierde plank, aarzelde, ging verder en stopte. ‘Hier.’ Hij gromde toen hij het boek van de plank trok en het stof eraf blies. Daarna draaide hij het om en tuurde naar de rug. ‘Fairytales and Fiction Weavers of the Fin de Siècle van dr. Rodger MacWilliams.’ Hij bevochtigde zijn vinger, bladerde naar de index en ging de lijst af. ‘Ja, hier. Eliza Makepeace, bladzijde zevenenveertig.’
Hij ging weer zitten en schoof het opengeslagen boek over het bureau naar Nell.
Haar hart sloeg over en haar polsslag was zichtbaar onder haar huid. Ze had het warm, heel warm. Onhandig bladerde ze naar bladzijde zevenenveertig en las Eliza’s naam boven de pagina.
Eindelijk, eindelijk vooruitgang. Een biografie die beloofde iemand van vlees en bloed neer te zetten met wie ze een band had. ‘Dank u wel,’ zei ze, en de woorden bleven bijna in haar keel steken. ‘Dank u wel.’
Snelgrove knikte, gegeneerd door haar dankbaarheid. Hij neeg het hoofd naar het sprookjesboek. ‘Ik neem aan dat u geen goed onderkomen voor dit boek zoekt?’
Nell glimlachte flauwtjes en schudde haar hoofd, ‘Ik ben bang dat ik er geen afstand van mag doen; het is een familiestuk.’
Er rinkelde een belletje. Er stond een jongeman aan de andere kant van de glazen deur. Hij keek onzeker naar de torens van overbelaste schappen.
Snelgrove knikte kort. ‘Welnu, als u van gedachten mocht veranderen, weet u mij te vinden.’ Hij tuurde over zijn bril naar de nieuwe klant en verzuchtte: ‘Waarom houden ze de deur toch altijd open?’ Hij schuifelde terug naar de winkel. ‘Fairytales and Fiction Weavers kost drie pond,’ zei hij toen hij Nells stoel passeerde. ‘U kunt hier even blijven zitten om mijn kantoor te gebruiken, en leg het geld maar op de toonbank wanneer u weggaat.’
Nell knikte en toen de deur achter hem was dichtgegaan, begon ze te lezen.
Eliza Makepeace laat zich als schrijfster van het eerste decennium van de twintigste eeuw het beste herinneren door haar sprookjes die in de jaren 1907 tot 1913 regelmatig in verschillende periodieken verschenen. In het algemeen worden er vijfendertig verhalen aan haar toegeschreven, maar die opsomming is incompleet en de ware omvang van haar oeuvre zal waarschijnlijk nooit bekend worden. Omstreeks Pasen 1913 heeft de Londense drukker Hobbins en Co een compilatie van Eliza Makepeace’ sprookjes gepubliceerd. Het boek werd goed verkocht en kreeg lovende recensies. The Times beschreef de verhalen als een merkwaardige verrukking die bij de recensent licht wierp op de betoverende en soms angstaanjagende sensaties van de kinderjaren. Er was vooral ook veel lof voor de illustraties van Nathaniel Walker. Sommige mensen rekenen die tot zijn beste werk.* Ze waren van een heel ander kaliber dan de olieverfschilderijen die hem beroemd hebben gemaakt.