De vergeten tuin(26)
Het was weliswaar onaanvaardbaar, maar ook begrijpelijk. Ze was veertien, een leeftijd waarop je makkelijk te beïnvloeden bent, en ze was dol op haar vader geweest. Ze waren weinig opgeschoten met de terugkeer naar Australië, maar dat was pas achteraf gebleken. Nell wist wel beter dan het schuldgevoel binnenhalen met wijsheid achteraf. Destijds had ze gedaan wat ze het beste vond; ze was tenslotte geen Amerikaanse. De moeder van Al was een paar jaar daarvoor overleden, dus ze waren praktisch alleen en vreemden in een vreemd land. Toen Lesley op haar zeventiende uit huis ging en liftend de oostelijke heup van Australië afzakte en langs de dij naar Sydney, kon Nell haar met liefde laten gaan. Als Lesley weg was, zou ze misschien eindelijk eens verlost zijn van die steen die zeventien jaar op haar maag had gelegen; een steen die fluisterde dat ze natuurlijk een slechte moeder was, dat het vanzelf sprak dat haar dochter een hekel aan haar had, dat het in het bloed zat; ze had überhaupt geen kinderen verdiend. Hoe warm Haim en Lil ook waren geweest, Nell kwam uit een familie van slechte moeders, het soort dat zijn kinderen zonder scrupules in de steek laat.
En zo erg was het niet afgelopen. Twaalf jaar later woonde Lesley dichter bij huis aan de Gold Coast met haar eigen dochter Cassandra. Nell had het meisje pas een paar keer gezien. God mocht weten wie de vader was, en Nell vroeg er ook niet naar. Hoe dan ook, hij moest iets van gezond verstand hebben gehad, want de kleindochter vertoonde weinig van haar moeders losbandigheid, integendeel. Cassandra leek een meisje met een vroegwijze ziel. Kalm, geduldig, attent, trouw aan Lesley, in wezen een prachtkind. Ze deed Nell denken aan een van de nimfen van Waterhouse. Er was een grondtoon van ernst, ze had serieuze blauwe ogen, die iets schuin omlaag stonden, en een fraaie mond, waarvan Nell vermoedde dat die wel eens subliem zou kunnen zijn als ze ooit met spontane vreugde zou glimlachen.
De zwart-witte taxi stopte voor de ingang van Qantas, en toen Nell afrekende, zette ze alle gedachten aan Lesley en Cassandra van zich af.
Ze had zich in haar leven genoeg door spijt laten hinderen, verdronken in onwaarheden en onzekerheid. Nu werd het tijd voor antwoorden en om erachter te komen wie ze was. Ze stapte uit en keek omhoog toen er een vliegtuig laag over raasde.
‘Goede reis, mevrouwtje,’ zei de taxichauffeur toen hij Nells koffer op een wachtend karretje zette.
‘Ja, dank u.’
En die zou ze krijgen. Eindelijk waren er antwoorden binnen handbereik. Na een leven lang als schim te hebben geleefd, werd ze iemand van vlees en bloed.
Het witte koffertje, of liever gezegd de inhoud, was de sleutel geweest. Het sprookjesboek dat in 1913 in Londen was uitgegeven, de foto van de vrouw op het omslag. Nell had haar direct herkend. Een heel oud achterkamertje van haar brein had de namen geleverd voordat haar bewuste er erg in had, namen waarvan ze had aangenomen dat die slechts bij een kinderspelletje hoorden. De mevrouw. De Schrijfster. Nu wist ze niet alleen dat de mevrouw echt was, maar ook hoe ze heette: Eliza Makepeace.
Nell was voor aan de rij voor de balie gekomen, overhandigde haar ticket en paspoort en wachtte terwijl de vrouw achter de toonbank stempelde, typte en schreef.
Natuurlijk was haar eerste gedachte geweest dat Eliza Makepeace haar moeder was. Toen ze inlichtingen bij de bibliotheek inwon, had ze met gebalde vuisten gehoopt dat de bibliothecaresse zou ontdekken dat Eliza Makepeace een kind had verloren en haar hele leven naar haar vermiste dochter had gezocht. Maar die verklaring was natuurlijk te gemakkelijk. De bibliothecaresse vond maar heel weinig over Eliza, maar voldoende om te weten dat de schrijfster kinderloos was geweest.
De passagierslijsten hadden weinig meer opgeleverd. Nell had elk schip dat in 1913 naar Maryborough was vertrokken nagetrokken, maar de naam Eliza Makepeace stond op geen enkele lijst. De kans bestond natuurlijk dat Eliza onder een pseudoniem schreef, de overtocht onder haar echte naam had geboekt, of zelfs onder een verzonnen naam. Maar Haim had Nell niet verteld met welk schip ze was gekomen, en zonder die naam kon ze de lijst van mogelijkheden niet toespitsen.
Maar Nell liet zich niet van de wijs brengen. Eliza Makepeace was belangrijk; ze had een rol in haar verleden gespeeld. Ze herínnerde zich Eliza zelfs. Niet duidelijk, want het waren oude en lang verdrongen herinneringen, maar echt waren ze wel. Ze was op een boot. Ze wachtte. Ze had zich verstopt. Het was een spel. En ze herinnerde zich ook andere dingen. Het was net alsof de herinnering aan de Schrijfster een soort deksel had opgetild. Er doken grillige beelden op: een doolhof, een oude vrouw die haar angst aanjoeg en een lange reis over het water. Ze wist dat ze zichzelf via Eliza zou vinden, en om Eliza te vinden, moest ze naar Londen.
De vrouw achter de balie nam haar bagage in ontvangst en wenste haar een prettige vlucht. Nell hield haar instapkaart stevig vast en liep naar de gate.