De vergeten tuin(170)
Rose maand in maand uit aan de wanhoop ten prooi zien, wachtend en hopend en meer behept met kwaaltjes naarmate de tijd verstreek – buitensporige vermoeidheid of appelflauwten, gebrek aan eetlust, dingen waarover ze andere vrouwen hoorde praten – was zo hartverscheurend, dat Adeline ’s avonds op haar kamer bijna wenend instortte vanwege het lijden van haar dochter. Dat ze toch zo veel samen hadden doorgemaakt, dat Rose nog een huwelijk had mogen meemaken, dat zelfs haar armzalige partnerkeuze nog zo magnifiek ten goede gekeerd kon worden… alleen om zo door de natuur vervloekt te worden.
En tot overmaat van ramp moest Mary, dat afgrijselijk gezonde meisje met haar brede, stralende gezicht en die bos onverzorgd haar, ook nog zwanger worden van een ongewenst kind, terwijl anderen die er zo naar verlangden constant nul op het rekest kregen. Er was geen recht. Geen wonder dat Rose woedend was geworden: het was háár beurt. Het blijde nieuws, het kind, zou van Rose geweest moeten zijn. Niet van Mary.
Was er maar een manier om Rose zonder fysieke tol een kind te geven. Natuurlijk was dat uitgesloten. Als je zo’n oplossing zou vinden, zouden de vrouwen in de rij staan.
Adeline hield haar borstel halverwege een beweging stil. Ze keek naar haar spiegelbeeld, maar zag niets. Haar aandacht was elders, bij het wanordelijke beeld van een gezond meisje zonder moederinstinct naast een broze vrouw wier lichaam weigerde aan haar hunkerende moederhart te gehoorzamen…
Ze legde de borstel neer en drukte haar koude handen op haar schoot ineen.
Was het mogelijk zulke tegenstellingen te verzoenen?
Het zou niet eenvoudig zijn. In de eerste plaats moest Rose ervan overtuigd worden dat het de beste oplossing was. Dan had je dat meisje nog. Die moest te verstaan worden gegeven dat het haar plicht was, dat ze het de familie Mountrachet na zo veel jaren van welwillendheid verplicht was.
Niet eenvoudig, dat kon je wel zeggen. Maar ook niet onmogelijk.
Adeline kwam langzaam overeind en legde de borstel zacht op de kaptafel. In gedachten speelde ze nog met het idee toen ze de gang in liep op weg naar Rose’ vertrekken.
De sleutel tot het enten van rozen was het mes. Het moest vlijmscherp zijn, volgens Davies. Scherp genoeg om de haartjes zo van je arm te scheren. Eliza had hem in de plantenkas aangetroffen en hij wilde haar maar al te graag helpen met het maken van een hybride voor haar tuin. Hij had haar laten zien waar je de inkeping moest maken, hoe je ervoor kon zorgen dat er geen splinters, hobbels of onvolkomenheden waren die konden voorkomen dat de stek aan zijn nieuwe stam zou hechten. Uiteindelijk was ze de hele morgen in de kas gebleven om te helpen met het verpotten voor de lente. Het was heel fijn om je handen in de warme aarde te steken en aan je vingertoppen de belofte van de nieuwe lente te voelen.
Toen Eliza vertrok, liep ze weer helemaal terug. Het was een koude dag; heel hoog in de atmosfeer was wat sluierbewolking, en Eliza vond de frisse wind in haar gezicht na die bedompte plantenkas heerlijk. Zo dicht bij het grote huis moest ze altijd aan haar nicht denken. Mary had gemeld dat Rose de laatste tijd neerslachtig was, en hoewel Eliza verwachtte dat ze niet zou worden toegelaten, kon ze het niet verdragen zo vlakbij te zijn zonder het te proberen. Ze klopte op de zij-ingang en wachtte tot er werd opengedaan.
‘Dag, Sally, ik kom voor Rose.’
‘Dat gaat niet, juffrouw Eliza,’ zei Sally met een chagrijnig gezicht. ‘Mevrouw Walker heeft andere dingen die haar aandacht vragen en is niet beschikbaar voor gasten.’ De zinnen klonken alsof ze uit het hoofd waren geleerd.
‘Kom nou, Sally,’ zei Eliza, en haar glimlach begon al zeer te doen. ‘Ik ben iets anders dan een gast. Als je juffrouw Rose laat weten dat ik er ben, weet ik zeker dat ze…’
Vanuit de schaduwen klonk de stem van tante Adeline. ‘Sally heeft helemaal gelijk. Mevrouw Walker heeft het druk.’ De donkere zandloper zweefde in beeld. ‘We staan op het punt aan tafel te gaan. Als je een visitekaartje achterlaat, zorgt Sally ervoor dat mevrouw Walker weet dat je audiëntie hebt aangevraagd.’
Sally stond met gebogen hoofd en rode wangen. Er was ongetwijfeld heibel onder het personeel, en ze zou het later allemaal wel van Mary horen. Zonder Mary’s regelmatige rapportage zou Eliza geen idee hebben van wat er in het huis gebeurde.
‘Ik heb geen kaartje,’ zei Eliza. ‘Zeg maar tegen Rose dat ik langs ben geweest, Sally. Ze weet me wel te vinden.’
Met een knikje naar haar tante stak Eliza het gras weer over, en ze wierp alleen een blik over haar schouder om Rose’ nieuwe slaapkamer te zien, waar de muren al wit in het vroege lentelicht lagen. Huiverend moest ze aan Davies entmes denken: aan het gemak waarmee een mes dat scherp genoeg is een plant zo kan doorklieven dat er geen aanwijzingen meer van de voormalige band overblijven.