De toneelclub(18)
‘Kom verder, mevrouw Van Driel. Ik heb hier een zitje waar we rustig kunnen praten voordat we Daniël opzoeken. Lust u koffie?’ Elin knikte dankbaar. Door alle consternatie was ze even vergeten hoe zenuwachtig ze was om Daniël weer te zien.
‘Een mooie dag vandaag, niet?’ begon de dokter, terwijl hij Elin haar kopje aanreikte. Met zijn zachtblauwe ogen en grijze haar deed hij haar denken aan haar opa, die al lang geleden was overleden, maar aan wie ze dierbare herinneringen bewaarde.
‘Ja. Een prachtig gebouw hebt u hier.’
‘Daar mogen we inderdaad niet over klagen, al is het de vraag hoe lang we het nog kunnen behouden. Het pand is flink verouderd en de landerijen kosten een vermogen aan onderhoud.’ Hij kuchte en nam een slok van zijn koffie. ‘Maar laat ik u daarmee niet vermoeien. U hebt een bezoek aangevraagd bij Daniël Spekkoper. Ik heb uw e-mail gelezen en ik begrijp uw redenen hiervoor. We krijgen dit soort verzoeken een paar keer per jaar en staan daar niet onwelwillend tegenover. Sterker nog, als de behandeling het toestaat, juichen we bezoek aan onze bewoners zelfs toe.’
Hij wierp een blik op zijn horloge en zakte achterover in zijn stoel. ‘We werken hier met z’n allen aan één doel: de terugkeer van onze bewoners in de maatschappij. Wat dat betreft is er de laatste jaren veel veranderd. Vroeger sloten we ze het liefst zo lang mogelijk op, de mannen en vrouwen die door een aandoening vreemd gedrag gingen vertonen. Vooral de criminele patiënten zaten jarenlang vast. Soms volkomen terecht, uiteraard. Maar de laatste jaren hoor je ook andere geluiden. Je kunt je afvragen of opsluiting en isolatie mensen voorbereidt op een normaal leven.’ Bij het woord ‘normaal’ gebaarde hij kort met zijn vingers.
‘Wij denken dat het anders kan. In de Valkenberg Kliniek staan we een humane behandeling voor. Hier wonen geen monsters, maar mensen, gewone mensen zoals u en ik, die door allerlei mogelijke omstandigheden een misstap hebben begaan. Een wezenlijk nieuwe benadering die zijn vruchten afwerpt. Met therapie, medicatie en een gedisciplineerd weekprogramma bereiken we mooie resultaten.’
Elin zag het enthousiasme van de dokter en dacht aan de gestoorde man die ze zojuist had ontmoet. Niet bepaald een voorbeeld van een ‘mooi resultaat’. Alsof hij haar gedachten raadde, haastte de arts zich te zeggen dat niet alle bewoners vooruitgang boekten. ‘Helaas, sommige bewoners sluiten zich af en verzetten zich tegen elke vorm van therapie. Dan kunnen wij niet veel meer doen dan medicatie verstrekken en een vinger aan de pols houden. Volledige medewerking van de bewoner aan zijn behandeling is essentieel voor een positief resultaat.’
Elin knikte. ‘Ik kwam net een bewoner tegen en dat had ik eigenlijk niet verwacht. Ik dacht dat iedereen hier achter een gesloten deur zat, maar dat past waarschijnlijk niet binnen uw beleid?’
‘Nee, nee, zeker niet,’ antwoordde de arts, ‘de kamerdeuren zijn gesloten van half tien ’s avonds tot acht uur ’s ochtends, maar overdag zijn ze open. Bewoners weten precies waar ze wel en niet mogen komen en houden zich daar over het algemeen keurig aan. Goed gedrag belonen we hier namelijk met privileges. We hebben een populaire boeken- en filmcollectie. Maar ook het kerkbezoek in het dorp en wandelingen in onze beeldentuin zijn gewilde uitjes.’
Na nog een blik op zijn horloge maakte hij met een handgebaar een einde aan zijn verhaal. ‘Enfin. U komt hier voor Daniël, die kunt u zo ontmoeten. Weet dat alle gesprekken in onze bezoekruimte op camera worden opgenomen en dat een van onze assistenten bij u in de kamer blijft. Dat eist ons veiligheidsreglement en daar houden we ons strikt aan.’ Hij keek Elin vriendelijk aan. ‘Dan lijkt het me goed dat ik u nog wat over Daniël vertel voordat we naar hem toe gaan.
Daniël kampt met een persoonlijkheidsstoornis die ervoor zorgt dat hij op sommige momenten geen controle heeft over wat hij doet of zegt. Wat wij als werkelijkheid ervaren, is voor hem een flexibel begrip. Hij is in staat om in onze werkelijkheid te functioneren, maar van tijd tot tijd verruilt hij onze bestaanswereld voor een andere, die wij niet kennen. Een wereld die hij zelf creëert, die voor ons niet bestaat maar die voor hem minstens even echt is als de onze. Op die momenten zijn de zinnen die hij formuleert niet meer te begrijpen en kan hij onverwacht gedrag vertonen. Wij weten vooraf niet wanneer hij voor die andere wereld kiest, of wat er precies voor zorgt dat hij switcht.’
‘Krijgt hij medicijnen?’
‘Hij ondergaat een behandeling met gespreks- en groepstherapie, en hij krijgt medicatie. Maar tot mijn spijt moet ik zeggen dat hij niet veel vooruitgang boekt. Eigenlijk is er nog te weinig bekend over zijn specifieke aandoening om hem afdoende te kunnen helpen. Er zijn dagen dat het hem goed gaat, dan werkt hij bijvoorbeeld in onze moestuin en kan hij deelnemen aan de dagactiviteiten. Maar er zijn ook momenten dat dat niet gaat en hij in een van onze zachte kamers moet verblijven.’