Reading Online Novel

De ogenverzamelaar(35)



En saai, als je het mij vroeg.

‘We zien elkaar bij de Kühler Weg,’ zei ik in mijn telefoon.

‘Je bedoelt op de plaats van het misdrijf?’ Frank klonk niet bepaald enthousiast dat hij weer mijn loopjongen moest spelen.

‘Precies daar.’

‘En wat is het deze keer?’

‘Je auto.’

‘O, alsjeblieft, zeg dat je het deze keer niet meent.’ Frank lachte gekunsteld. ‘Je bent op de vlucht, nietwaar?’

‘Nee. Ik ben alleen voorzichtig.’

‘Maak me niks wijs, ik ben niet dom. Ik weet waarom Thea en de rest van de directie in de vergaderzaal bij elkaar zitten. De politie zit achter je aan en nu weten ze niet of ze het verhaal onder tafel moeten vegen of op de voorpagina moeten zetten.’

Zorbach verdacht van moord. Hoe dicht kwam onze sterreporter echt bij de ogenverzamelaar?

Ik zag de krantenkoppen al voor me en vermoedde dat Thea de vlucht naar voren plande, terwijl de directie de imagoschade en de kosten van een civiel proces berekende, voor het geval ik de krant later wegens reputatieschade aanklaagde.

Voor het geval het me lukte mijn onschuld te bewijzen.

‘Niet zonder reden moest ik Big Mama Thea zweren me meteen te melden als je zou bellen,’ zei Frank.

‘Doe dat niet.’

‘Geen zorgen. Ik sta aan jouw kant, dus ik zeg niets. Maar ik geef je mijn auto ook niet, alleen omdat de jouwe je te heet is geworden.’

Zijn opmerking herinnerde me eraan dat ik stom genoeg vergeten was de kentekenplaten weer vast te zetten. Tot nu toe had ik meer geluk dan verstand gehad. Als ik de tijd wilde gebruiken die me nog restte tot ze me zouden vinden, moest ik echt wat slimmer te werk gaan. En daarbij hoorde dat ik zorgde voor een auto die nog niet op een of andere opsporingslijst stond.

‘Waarom geef je jezelf niet gewoon aan?’ wilde Frank weten. ‘Ik bedoel, als je niets hebt gedaan, kan je toch niets gebeuren?’

Het probleem is, ik kan hun niet uitleggen waarom ik op de plaats van het misdrijf was, hoe mijn portefeuille daar kwam en hoe ik van het ultimatum weet.

‘Tegenvraag: wat zou jij doen als zich opeens een getuige meldt die beweert dat ze de laatste moord van de ogenverzamelaar had gezien?’

‘Serieus?’

Ik zei niet tegen hem dat het bij mijn getuige om een blind medium ging, dat de laatste kilometers naast me met haar hoofd tegen het raam had gezeten. Vermoedelijk was het tochtje naar de woonboot toch inspannender voor haar geweest dan ze wilde toegeven.

‘Man, dat zou het verhaal van de eeuw zijn.’

O ja, en wat voor een. Je zult het niet geloven...

Frank zuchtte. ‘Hé, die kar is van mijn oma. Die vermoordt me als ik ook maar één kras in haar Toyota maak.’

‘Is goed, Frank, ik kijk wel uit. We zien elkaar over tien minuten.’ Ik had het einde van de straat bereikt en hing op.

‘We zijn er,’ zei ik tegen Alina, nadat ik de Volvo met twee banden op het trottoir had neergezet. We parkeerden voor de vooringang van de kleine stadsvilla, waar de vorige middag Thomas Traunstein het lijk van zijn veertien jaar jongere vrouw Lucia had gevonden. Het crèmegeel gepleisterde bakstenen huis met de rietgedekte garage was het enige in de straat waar geen licht brandde. Pikdonker. Zelfs het verlichte huisnummer was uitgeschakeld.

Alina rekte zich uit en gaapte. Toen haalde ze haar horloge onder de mouwen van haar talrijke truitjes vandaan en opende het deksel boven de wijzerplaat.

‘Wat hebben we hier te zoeken?’ vroeg ze slaperig.

‘Erachter komen of je hier al eens bent geweest.’

Ik opende de deur aan de bestuurderskant en een golf ijskoude lucht kwam de auto in. TomTom richtte zich op de achterbank op en begon te hijgen. De voorruit besloeg van zijn adem.

Ja. Waarom noemen we de waanzin niet bij zijn naam? Ik wil weten of een blinde getuige hier een moord heeft gezien.

Ik stapte uit. Mijn ogen begonnen te tranen toen ik tegen de wind in in de richting keek waar de straat een bosweg werd, die langs diverse sportvelden recht naar de Teufelsseechaussee voerde.

En daarmee naar de Teufelsberg.

Ik riep Alina’s beschrijving in mijn herinnering op en vroeg haar: ‘Hoelang duurde het voor je bij de heuvel kwam?’

Ik weet nog dat we een tijdje omhoog gereden zijn, er waren diverse bochten...

‘Geen idee,’ zei ze. ‘Heb jij dan een gevoel van tijd als je droomt?’

Nee. Maar in mijn dromen ontvoer ik ook geen kleine kinderen.

Ik tilde mijn hoofd op en keek schuin naar de zwartgrijze hemel in de richting waar ik de Teufelsberg vermoedde. De heuvel is een voormalige vuilnisbelt, een door bos en weidevelden overwoekerde vuilnishoop, opgestapeld uit het afval van de huis-aan-huisgevechten van de Tweede Wereldoorlog. Tegenwoordig dient hij als recreatiegebied voor Berlijners, die daar gaan wandelen, vliegers oplaten, of met hun sleeën naar beneden komen racen. Ik vroeg me af of je vanaf de top bij daglicht zicht op de tuin van de familie Traunstein had. In het donker kon ik dat niet zien, maar zelfs met behulp van een verrekijker leek de Teufelsberg me daarvoor te ver weg.