De Hoeders Van Het Verbond(105)
Hij draait met het glas en snuift het bouquet op. Zijn smalle neusvleugels vibreren.
'En u?' vraag ik. 'Wie bent u eigenlijk?'
'Wie ik ben ...' antwoordt hij met een speelse, half vragende uitdrukking op zijn gezicht. 'De meeste mensen kunnen hun voorvaderen tot zo'n vijf geslachten terug volgen. Hoeveel mensen weten er iets van hun betovergrootouders? Genealogen kunnen hun voorvaderen een paar eeuwen terug volgen. Misschien zelfs tot in de zestiende eeuw. Het oudst bewaarde kerkboek van Noorwegen stamt uit 1623. In mijn bibliotheek heb ik een genealogie waarin ik, naam voor naam, mijn geslacht tot aan het jaar 930 kan volgen.'
'In Noorwegen?'
'Uiteraard.'
Ik kijk hem een poos aan. Er begint me wat te dagen.
Buiten gaat er een briesje door de bomen. Het gebladerte beweegt in de wind.
'Ik ben hier op de derde verdieping geboren. Mijn moeder was een Cubaanse edelvrouw die beroemd was om haar schoonheid en stem. Mijn vader had haar op een bal gezien en stuurde per koerier een uitnodiging voor een lunch. Uiteraard kwam ze. Niemand bedankt voor een uitnodiging van het Miércolespaleis. Mijn vader was blond, bleek en had blauwe ogen. Mijn moeder had reebruine ogen, gitzwart haar en een getinte huid. Het heeft me altijd verbaasd hoe mijn vaders genen het gewonnen hebben van die van mijn moeder. Zo is het altijd geweest in de mannelijke lijn van onze familie. We hebben iets koppigs.'
'U bent een hoeder!'
Hij drinkt met een lange teug de rest van zijn cognac op en sluit zijn ogen terwijl hij frisse lucht opsnuift.
'U bent de laatste hoeder!' zeg ik.
'Ik heb de vrijheid genomen om de rekening van je hotel op te laten maken en je spullen hier te laten brengen. Ik heb een kamer klaar laten maken in de gastenvleugel. Ik hoop dat je mijn aanbod aanneemt?'
'Niemand bedankt voor een uitnodiging van het Miércoles-paleis.'
We gaan aan de tafel midden in de zaal zitten. Direct gaan er bedienden rond met warme broodjes, jam, roerei en kaas. Als we genoeg hebben gegeten en het versgeperste sinaasappelsap hebben opgedronken, wijst hij me door lange gangen de weg naar een gastenkamer die even groot is als mijn flat thuis op Grefsen. Mijn koffer staat midden in de kamer. Tussen de ramen staat een hemelbed dat groot genoeg is voor een orgie waarvan ik alleen maar kan dromen. Twee tafels in Louis XVI-stijl. Toilet, badkamer en twee garderobekasten. Voor de ramen met uitzicht op het park zijn zware gordijnen dichtgetrokken. Tegen de ene muur staat een aanzienlijke boekenverzameling achter deuren van geslepen glas.
Ik stuur professor Llyleworth een sms om te vertellen waar ik ben. Om de een of andere reden krijg ik antwoord via Dianes mobieltje:
Miércolespaleis? Lucky you! Wish I was there!
Na een paar minuten antwoordt ook professor Llyleworth:
Je bent bevoorrecht. Niet veel mensen komen het Miércolespaleis in. Doe Esteban de groeten van me. Hij is een van de trouwste donateurs van de SIS.
4
Als ik heb uitgepakt en gedoucht, neemt Esteban me mee voor een rondleiding.
'U hebt de groeten van Graham Llyleworth', zeg ik.
'De professor! Ik heb de SIS met een geldbedrag gesteund. Een sympathieke gentleman.'
Meer dan een uur slenteren we door zalen, grote en kleine zitkamers en suites, prachtige slaapkamers en boudoirs: alles door een doolhof van lange, samengevlochten gangen verbonden. Regelmatig moet ik even zitten om uit te rusten. Door de krukken krijg ik blaren op mijn handpalmen.
Ergens uit het paleis klinken doodskreten uit een klarinet. 'Neem me niet kwalijk,' zegt Esteban, 'de zoon van het kamermeisje van mijn vrouw is opgeroepen voor het janitsarenkorps.'
Twee in elkaar overlopende balzalen, beide van het formaat van een concertzaal, zijn overdadig gedecoreerd. We lopen langs een muziekkamer met Steinway-vleugels, piano's, spinetten, een Hammond B3-orgel en een vergulde harp. Een kat die lag te slapen op een pianokruk neemt ons op met de neerbuigende blik van een grootse keizer.
Maar met het meest fantastische wacht Esteban tot het laatst: de bibliotheek.
De bibliotheek neemt de hele westvleugel van het Miércoles-complex in beslag. Ze bevat niet alleen tienduizenden werken uit de Renaissance, Barok en Romantiek, maar ook duizenden originele manuscripten uit de zestiende eeuw en later, die betrekking hebben op de Europese ontdekking en kolonisatie van Amerika. Esteban Rodriquez laat me handgeschreven brieven zien van Christoffel Columbus aan koningin Isabella, prominente geestelijken en adellijke personen.
'Kom', zegt hij en hij neemt me mee naar een vitrine. Onder een solide glasplaat zie ik een document, geschreven op leer dat met de jaren donkerbruin is geworden. 'Een brief van een van de mensen die het bloedbad op Groenland hebben overleefd. De brief zou door een aantal vissers van Newfoundland naar IJsland worden gebracht, maar de boodschapper werd gedood door indianen en de brief belandde bij een pioniersfamilie. In de brief wordt het vertrek en de vlucht van Groenland beschreven toen de broederschap van hoeders begreep dat het Vaticaan hen had opgespoord en het schip van de paus de kolonie naderde.'