Daniel, Zoon Van De Wind(37)
De kromme vrouw die Leonora heette was na haar geschreeuw van de eerste dag veranderd. Ze kwam nooit bij Daniël in de buurt, raakte hem niet aan, maar ze gaf hem eten en naaide een nieuw matrozenpakje voor hem. En ze schreeuwde niet tegen hem als hij op blote voeten liep. Ze liet hem zijn gang gaan met de kippen, katten, het kalf, het paard en de varkens. Nadat het huis was schoongemaakt en minder indringend stonk, begon Vader zijn kisten uit te pakken. Daniël verbaasde zich over alle insecten die hij meegesleept had. Waar had hij al die dode dieren voor nodig? Hij begon zich af te vragen of Vader soms een tovenaar was, of hij in speciale betrekking stond met de krachten die het leven van de mensen stuurden. Kon hij met de doden spreken? Daniël zat naar hem te kijken terwijl hij de insecten in verschillende groepen ordende, ze opprikte en uitstalkastjes met glasplaten in elkaar zette.
Vader was nu ook serieus begonnen Daniël zijn taal te leren. Iedere ochtend en iedere middag zaten ze in het prieel of, wanneer het regende, in een kamer op de bovenverdieping. Vader had veel geduld en Daniël bedacht dat hij niets te verliezen had met het leren van die rare taal. Hij liet de bijlen in zijn keel vallen, leerde woordjes en merkte dat er iets in zat wat zelfs hij kon begrijpen. Vader viel nooit boos tegen hem uit. Zo nu en dan streek hij met zijn hand over Daniëls wang en zei dat hij snel leerde.
Behalve de taal moest Daniël ook leren deuren te openen en sluiten. Deze praktijkoefening vond plaats met de deur van Vaders werkkamer. Toen ze met de oefeningen begonnen verstond Daniël al het nodige van de taal.
'Een deur is net zo belangrijk als een schoen', zei Vader. 'Je draagt schoenen aan je voeten om ze te beschermen tegen kou en vocht. Maar je draagt ook schoenen om je waardigheid als mens te laten zien. Dieren hebben geen schoenen. Mensen wel. Hetzelfde geldt voor deuren. Je klopt voordat je een deur binnengaat. Je gaatniet naar binnen als je geen antwoord krijgt. Dan klop je nog een keer, zo nodig iets harder. Maar zeker niet ongeduldig. Misschien moet je zelfs voor een derde keer kloppen zonder je zelfbeheersing te verliezen. We gaan het oefenen. Klop, wacht op antwoord, doe open, buig, sluit de deur achter je.'
Daniël ging de kamer uit en deed de deur dicht. Vervolgens klopte hij en opende de deur.
'Fout', zei Vader. 'Wat heb ik niet gedaan?'
'Meneer zei niets.'
'Je moet mij geen meneer noemen. Ik ben je vader. Dus noem je me zo. Vader.'
'Vaader.'
'De a niet zo lang aanhouden. Hoe vaak heb ik je dat niet gezegd? Nog een keer.'
'Vader.'
'Dat is beter. We oefenen nog een keer met de deur.'
Daniël ging naar buiten en sloot de deur. Weer zag hij plotseling voor zich hoe Kiko het oog van de antilope rood verfde, daarna klopte hij nogmaals aan. Er kwam geen antwoord. Hij klopte nog een keer.
Vader opende de deur.
'Te hard', zei hij.
Vervolgens deed hij Daniël voor hoe het moest.
'Het moet een resolute roffel zijn. Geen gepik als van een vogel.'
Vader deed de deur dicht. Daniël zag de antilope weer voor zijn geestesoog en klopte, Vader antwoordde. Daniël deed de deur open, ging naar binnen en sloot de deur achter zich.
'Nu vergat je te buigen', zei Vader.
Ze oefenden iedere dag. Als Vader bezig was met zijn insecten, hield Daniël zich op bij de dieren. De kromme vrouw sprak nooit tegen hem. Maar ze liet hem de dieren voeren, het paard borstelen en 's avonds de kippen naar binnen jagen.
Daniël dacht er in die tijd vaak aan hoe volkomen verlaten het was. Behalve Vader en de kromme vrouw zag hij nooit een mens. Hijbesefte dat de mensen in dit land erg kleine families hadden, maar dat hun beboste woestijnen onvoorstelbaar groot waren. Achter het huis was een heuvel waar hij soms stond te luisteren naar de wind. Rondom hem was dat bos waar geen einde aan leek te komen. Hij probeerde geluiden op te vangen die hij kende. De wind die door de bomen suisde klonk anders dan de wind in de woestijn. Hij vond een enkele boom waarvan de blaadjes net zo ritselden als zand dat over een rots streek. Hij had Vader een keer gevraagd de naam van die boom te zeggen en was erachter gekomen dat hij 'esp' heette. Die boom besloot hij eer te bewijzen. Hij rende er iedere dag heen om tegen de stam te plassen. Maar de andere geluiden herkende hij niet. Zelfs de regen die in dit land zo veelvuldig viel klonk anders. Hij luisterde naar de vogels waarvan hij tussen dc bomen een glimp opving, maar hun getjilp was anders dan het getjilp dat hij vroeger gehoord had. Hij bedacht dat zijn oren nog te klein waren om de geluiden op te vangen die er hoe dan ook moesten zijn. Het geluid van de trommels, van de vrouwen die lachten, van de mannen die verhalen vertelden en heel af en toe het gebrul van een leeuw. Soms meende hij in de verte het geluid van een trommel te horen. Maar hij kon niet uitmaken van welke kant het kwam. En dan had je nog de vogels die Vader 'kraaien' noemde, en die de geluiden die hij meende op te vangen verscheurden.