Dagboek van een beschermengel(12)
Dokter Edwards duwde de deur van de kinderkamer open. Ik volgde hem op de hielen. Hij vloekte luid toen hij zag wat er aan de hand was. In een dikke rookwalm zat een klein, met bloed besmeurd kind vastgebonden aan een stoelpoot. Naast haar zaten twee mannen met een waterpijp. Haar hoofd rolde over haar schouders als een ei op een schoteltje.
Dokter Edwards, een man die hield van golf, stilte en luie zondagmiddagen, sprong op het meisje af en greep naar de stoel om haar los te maken, maar niet voordat een Oekraïense, beringde vuist zijn slaap raakte.
‘Wat was dat?’ Agent Mills trok zijn wapen en liep terug naar de deur. Agent Bancroft zuchtte. Hij haakte onwillig zijn pistool los. Hij was agent Mills vijf pond schuldig. Was dat niet zo geweest, dan had hij voet bij stuk gehouden en was hij vertrokken voor een stevig ontbijt.
‘Politie. Doe de deur open of we gebruiken geweld.’
Er verstreken enkele seconden. Nogmaals een waarschuwing van agent Mills. En toen, dankzij alle wilskracht die ik haar toezond, een korte, doordringende gil van Margot. Agent Bancroft holde als eerste naar binnen.
Het was agent Bancroft die de kamers beneden ontdekte, vol hologige mannen en vrouwen onder het ongedierte, die aten uit kartonnen dozen en in rijen naast elkaar sliepen. Plotseling kwamen de paar woordjes Frans uit de brugklas weer naar boven en begreep hij wat de vrouw op de bank hem probeerde duidelijk te maken: dat ze immigranten waren, gegijzeld door de man die even daarvoor uit het badkamerraampje was geklommen. Dat ze naar huis wilden.
Het was agent Mills die dokter Edwards te hulp schoot in het gevecht, die zijn pistool leegschoot in de arm van de man die een mes trok en de andere man in de boeien sloeg aan het ledikantje. Het was dokter Edwards die Margot in zijn armen nam, zo licht en mager dat het hem de adem benam, en haar het huis uit droeg, het eerste zonlicht in dat haar gezichtje in maanden beroerde.
Toen hij met haar door die stille straat liep en haar pols voelde, raakt ik even heel licht haar voorhoofd aan. Een herinnering schoot door me heen. Niet meer dan een glimp. Het gezicht van een man die zich over me heen boog, een veeg bloed op zijn voorhoofd van de schermutseling op de bovenverdieping. Ik herinnerde me dit moment. Zijn handen beefden toen hij Margots magere lijfje onderzocht. Ik zag mijn kans schoon.
Neem haar mee naar huis, fluisterde ik in zijn oor.
Tot mijn opluchting hoorde hij elk woord.
6
HET SPEL
Gezien de ernst van Margots toestand, maakte de politie geen bezwaren tegen dokter Edwards’ wens om het kind bij hem thuis te behandelen.
Margot bracht de volgende twee weken door in een zacht, schoon bed met uitzicht op glooiende heuvels en weidse luchten. Niet dat ze veel uit het raam keek, ze sliep het grootste deel van de tijd. Ik amuseerde me met een goed boek – dokter Edwards had een indrukwekkende Dickens-collectie, eerste uitgaven zelfs – op een chaise longue bij het raam. Ze werd aan een infuus gelegd en op een dieet gezet van vers fruit, groenten en melk.
Geleidelijk aan trokken de blauwe plekken op haar armen en benen weg, evenals de donkere kringen onder haar ogen. Het gouden licht rond haar hart keerde echter niet terug.
Dokter Edwards (of Kyle, zoals Margot hem mocht noemen) had een vrouw en twee dochters, een van dertien en een van achttien. De schoorsteenmantel, de lange planken tegenover de wenteltrap en het victoriaanse bureau in zijn kantoor stonden vol foto’s van hen. Zo te zien boterde het niet helemaal in dit gezin: het oudste meisje, Karina, poseerde als een glamourmodel voor elke foto, waarbij ze met één hand haar lange, donkere haar optilde en de andere in haar zij zette, altijd met getuite lippen en een knipoog. Ik vond het veelzeggend dat Lou, de echtgenote, op alle foto’s met haar arm om Karina heen stond, hoewel ze nooit glimlachte. Als het jongste meisje er ook op stond – dat was Kate – bleef ze met de handen ineengevouwen voor haar lichaam op veilige afstand van haar moeder en zus en hield ze haar hoofd gebogen, zodat haar sluike, donkere haar over haar gezicht viel. Zelfs als er te weinig ruimte was om iets van hen af te gaan staan, viel het me op dat Kate ervoor waakte om Lou en Karina aan te raken.
Bovendien herkende ik haar. Er borrelden vage beelden bij me op vanuit de spelonken van mijn geheugen: een lamp van Chinees porselein, in scherven op de vloer. Een spelbord. Fel zonlicht dat door de deuropening van een schuur stroomde en Kate’s gezicht, verwrongen in een schreeuw of een lach. Ik keek door het raam de langgerekte tuin in. Helemaal achterin stond een grote, houten schuur. Dat moest hem zijn.
Lou, Kate en Karina logeerden deze maand bij Lou’s ouders in Dublin. Terwijl Margot sliep, bracht Kyle zijn dagen door met wat klusjes in en om het huis, maar hij was zichtbaar van slag door de gebeurtenissen. Een half afgebouwd vogelhuisje, een ongeschilderd deurkozijn… Ik drentelde meestal achter hem aan om te zorgen dat er geen spijkers bleven rondslingeren waar Margot in kon stappen of die ze in haar mondje zou kunnen stoppen.