Brainwash(46)
‘Wacht even,’ zegt ze tegen Rafaël en ze stapt af. ‘Ik trek toch even mijn regenjack aan, anders kom ik daar als een verzopen kat aan.’ Net als ze het pak onder haar snelbinders vandaan wil halen, breekt de zon door.
‘O, moet je kijken wat mooi,’ zegt ze als ze verder fietsen. Ze wijst naar een prachtige regenboog boven een sprookjesachtig gebouw.
‘Het is een goed teken,’ zegt Rafaël. ‘Dat gebouw is van onze groep. Jij komt eraan en de zon begint te schijnen. Duidelijker kan het toch niet?’
‘Wat ligt het daar mooi tussen al het groen,’ zegt Elise. Als ze dichterbij komen ziet ze kleine bruggetjes. Voor het gebouw langs loopt een sloot. ‘En die tuin!’ zegt ze. ‘Heel idyllisch.’
‘Zie je die twee mensen in de tuin?’ Rafaël wijst. ‘Die zijn ook van de groep. Het is een echtpaar en zij houden de tuin bij.’
‘Tot jij er woont,’ zegt Elise lachend. ‘Dan zul jij de tuin wel gaan verzorgen.’
‘Ik wilde dat het al zover was,’ verzucht Rafaël.
De twee mensen kijken op. Rafaël zwaait naar hen.
‘Het lijkt wel een romantisch hotel uit een Engelse film,’ zegt Elise als ze hun fiets neerzetten.
‘Het is inderdaad een hotel geweest,’ zegt Rafaël. ‘Jonathan huurt het. Het heet nu de Ark. Die naam heeft Jonathan van God doorgekregen toen hij het ging huren. Vind je het geen bijzondere locatie? De groep telt op dit moment tweeënzestig mensen. Ze hebben allemaal een eigen kamer. Het beroerde is alleen dat de eigenaar het wil verkopen. Jonathan heeft de eerste keus, maar als het hem niet lukt het geld bij elkaar te krijgen en een ander het koopt, dan moeten we eruit.’
‘Denk je dat hij het kan kopen?’ vraagt Elise. Ze vindt het echt een heel mooie plek.
‘Jonathan heeft nog niet genoeg geld,’ zegt Rafaël. ‘Dat is een van de redenen dat ik zo’n haast maak met de verkoop van mijn bedrijfje. Iedereen geeft wat hij kan. Het is erg belangrijk dat we kunnen blijven. Ik geloof dat Jonathan nog drie ton tekortkomt. Geen enkele bank wil hem een lening geven. Maar God heeft het goed met ons voor. Jonathan is er zeker van dat er binnenkort redding komt.’
Rafaël ziet dat Elise naar het gebouw kijkt, naar de bladderende verf. ‘Het moet nodig geschilderd worden,’ zegt hij. ‘Er moet wel meer gebeuren. Zodra het van ons is nemen we het onder handen.’
Elise kijkt naar de tuin. Zo’n tuin zou ze zelf ook willen. De twee mensen die in de tuin werken lachen vriendelijk naar haar. ‘Woont Jonathan hier ook?’ vraagt Elise aan Rafaël.
‘Ja,’ zegt hij, ‘als hij thuis is, woont hij helemaal bovenin, op zolder. Het dichtst bij God.’ Hij pakt haar hand en neemt haar mee naar binnen. Ze komen in een grote hal. Er hangt een enorm kruis aan de muur. De deur van de keuken staat open en Elise ziet dat er mensen staan af te wassen.
‘Het ontbijt is net voorbij,’ zegt Rafaël.
Het is bedrijvig in het huis. Overal zijn mensen aan het werk. Er wordt gedweild, tafels worden afgenomen en iemand lapt de ramen. In de gang vlak naast de deur hangt een goudkleurig koord. Rafaël trekt eraan en dan klinkt er een bel door het gebouw.
‘Ik ga je voorstellen aan Jonathans priesteressen,’ zegt Rafaël. ‘Zij moeten hun goedkeuring geven voor je het samenzijn mag bijwonen.’
Er komen twee vrouwen in een lichtblauw gewaad de trap af. Ze geven Rafaël een hand.
‘Ik heb Elise meegebracht. Mag zij ons samenzijn bijwonen?’ vraagt hij.
Ze lachen vriendelijk naar Elise. ‘Welkom,’ zeggen ze. ‘Rafaël zal je begeleiden.’
‘Vroeger was daar de feestzaal,’ zegt Rafaël als ze de gang door lopen. ‘Ik bedoel, toen het nog een hotel was. Maar dat is nu onze gebedsruimte. Als Jonathan thuis is, preekt hij daar elke ochtend een halfuur.’ Rafaël houdt de deur voor haar open.
Elise voelt de spanning in haar buik. In de gebedszaal ziet ze een altaar met een groot bronzen kruis erop. En daarvoor staat een katheder. De twee priesteressen komen binnen en verzorgen het altaar. Ze strooien er bloemblaadjes over en steken de kaarsen en de wierook aan. Het valt Elise op dat door de hele zaal kandelaars met kaarsen staan. Achter de katheder tegen de muur hangt een levensgrote foto.
‘Dat is Jonathan,’ zegt Rafaël als hij Elise ziet kijken.
Elise is best onder de indruk van hem. Hij ziet eruit als een geestelijke, met zijn lange haren en zijn witte gewaad. Er komen steeds meer mensen van de groep binnen. Ze gaan in kleermakerszit op de kussens zitten. Er staat ook een harp bij het altaar. Een vrouw neemt erachter plaats.
Na een tijdje zijn alle kussens bezet. Er hangt een gespannen sfeer in de ruimte. Iedereen wacht duidelijk op Jonathan. Mensen kijken naar de deur. Als die opengaat, gaat er een siddering door de zaal. De priesteressen geven een teken dat iedereen moet gaan staan. Elise ziet de toegewijde stralende gezichten als Jonathan naar zijn katheder loopt. Zelf voelt ze ook de opwinding in haar lichaam.