Wraak & verlangen(108)
De brede deur zwaaide open.
Aarzelend bleef Glory staan.
Jon gaf haar een bemoedigend duwtje en sloot vervolgens de deur discreet en geruisloos achter haar.
Ze keek om zich heen. Het was een krankzinnig grote en lichte kamer, modern ingericht, met veel glas en smeedijzer en veel onbenutte ruimte. Maar waar was Rafaello? In een poging te ontspannen haalde ze een paar keer diep adem.
Onwillekeurig moest ze aan vroeger denken, aan de eerste keer dat ze Rafaello had gezien, inmiddels acht jaar geleden.
Haar familie was al generaties lang verbonden aan Montague Park. Haar vader, Archie, was er de hoofdtuinman, net als zijn vader en voor hem diens vader dat waren geweest.
Zo’n zeventig jaar eerder was Rafaello’s grootvader met een Montague getrouwd; de enige en laatste telg van een roemrijk geslacht. Alle smeekbeden om de naam Montague over te nemen had hij van de hand gewezen, en zo waren de blonde Montagues met hun ietwat wijkende kin vervangen door de knappe Grazzini’s met hun donkere ogen en hun krachtige kaaklijn.
Aanvankelijk had de familie Little in het dorp een paar kilometer verderop gewoond, maar toen Archie was benoemd tot hoofdtuinman, had hij met zijn gezin zijn intrek kunnen nemen in een van de comfortabele huisjes op het landgoed. Hoewel haar ouders uiteraard in de zevende hemel waren geweest, had Glory zelf het vreselijk gevonden. Al haar schoolvriendinnen woonden immers in het dorp. Goed, Montague Park was een prachtig landgoed, maar wat moest een meisje van vijftien in haar eentje midden op het platteland? Wat haar betrof kon ze net zo goed meteen het klooster in gaan, want haar leven was zo goed als voorbij.
Niet lang na de verhuizing had ze op een middag verveeld en vervuld van zelfmedelijden rondgeslenterd, toen er iets was gebeurd wat een onuitwisbare indruk op haar had gemaakt. Twee jongens hadden op oude motorfietsen rond gescheurd, en een ervan was de toen eenentwintigjarige Rafaello Grazzini geweest. Vanuit de verte had ze het tweetal gadegeslagen. Ze had gezien dat Rafaello zijn motor al slippend tot stilstand bracht en lachend zijn helm afzette en zijn zwarte haren in de wind schudde. Ze was al haar misère vergeten en op slag weg van hem geweest.
Ergens moet er toch iets mis met me zijn, dacht ze, want ik lijk maar niet over die kalverliefde heen te groeien. Zelfs na een wat ongelukkige kennismaking het jaar daarop, was ze hoteldebotel van hem gebleven. Nog twee jaar zouden verstrijken voor haar dromen werkelijkheid zouden worden en ze voor het eerst door hem mee uit gevraagd werd. Sindsdien was ze verloren.
Opeens hoorde ze de deur aan de andere kant van de kamer opengaan. Geschrokken draaide ze zich om.
‘Het heeft wat langer geduurd. Ik werd opgehouden door een van mijn managers,’ was het eerste wat Rafaello zei.
Ze voelde haar knieën knikken. Vijf jaren waren verstreken sinds ze hem voor het laatst had gezien. In die vijf jaar was ze volwassen geworden, maar nu ze oog in oog met hem stond, voelde ze zich opeens weer het tienermeisje van toen. Gechoqueerd door haar reactie, kon ze hem alleen maar aanstaren. Je moet hem niet zo idealiseren, had ze zich indertijd voorgehouden. De Rafaello op wie je verliefd bent, bestaat alleen maar in je hoofd. Nu ze hem weer zag, besefte ze echter dat niets minder waar was.
Hij droeg een lichte krijtstreep met een donkerrode zijden stropdas. Hij had de brede schouders, gespierde borstkas, smalle heupen en lange benen van een man die geregeld aan sport doet. En hij was langer dan ze zich herinnerde; minstens één meter vijfentachtig – een stuk langer dan zij. Ze reikte slechts tot de knoop van zijn das. Om hem te kunnen aankijken, moest ze omhoogkijken.
Met zijn donkere glanzende ogen keek hij haar aan. Ze kreeg acuut een droge mond en voelde haar hart als een razende tekeergaan.
‘Wil je niet gaan zitten?’ vroeg hij kalm.
Glory knipperde met haar ogen. Ze voelde zich enigszins licht in het hoofd worden van de spanning.
Rafaello daarentegen leek nergens last van te hebben, merkte ze, en opeens was daar die woede uit het verleden weer. Ze kon het niet helpen; plotseling beleefde ze het bewuste incident opnieuw. Het was alsof het de vorige dag had plaatsgevonden, in plaats van vijf jaar terug. Rafaello, die in het restaurant – hún restaurant – uitgebreid met die arrogante roodharige bankiersdochter zat te zoenen. Ten overstaan van haar, Glory! En die rijke, o zo beschaafde vriendjes van hem maar lachen toen ze in tranen wegvluchtte. Vermoedelijk waren ze maar wat blij dat hij die plat pratende tuinmansdochter die haar school niet eens had afgemaakt eindelijk had gedumpt.
Toen Rafaello achter haar kwam staan en haar zacht bij de armen pakte, merkte ze dat ze totaal verstijfd was. Ze liet zich door hem overhalen om te gaan zitten. Recht voor zich uit starend, probeerde ze de akelige herinnering uit haar gedachten te bannen.