Reading Online Novel

Wraak en liefde(34)



‘Nee,’ zei hij resoluut. ‘Je hoeft niet nerveus te zijn om mijn familie te ontmoeten, Gemma. Ze zullen je met open armen ontvangen.’

‘Zullen ze niet doorhebben dat ons huwelijk nep is?’

‘Aan mij zullen ze niets merken,’ verzekerde hij haar. ‘Als jíj er echter voor kiest hun iets te laten merken, kan ik je niet tegenhouden. Het lijkt me echter niet zo verstandig; ze zullen allemaal troost putten uit het feit dat ik gelukkig getrouwd ben en een gezin ga stichten.’

‘Ik zal mijn best doen,’ zei ze. ‘Dat is wel het minste dat ik je verschuldigd ben.’

‘Je bent me niets verschuldigd, Gemma. Niemand heeft me gedwongen met je te trouwen. Ik heb het uit vrije wil gedaan.’

‘Ik begrijp nog steeds niet goed waarom.’

‘Dat hoef je ook niet te begrijpen. Je bent nu mijn vrouw, en dat is het enige waar je je voorlopig op hoeft te concentreren.’

Op dit moment zou het haar niet eens lukken om zich op iets anders te concentreren. Ze was zijn vrouw, en binnen een paar uur zou ze het bed met hem delen.

Alsof hij haar gedachten had gelezen zei Andreas opeens: ‘Misschien wil je de eerste nacht van ons huwelijk liever alleen slapen?’

‘Z-Zou je het erg vinden?’ vroeg ze opgelucht.

‘Helemaal niet. Ik heb je al eerder gezegd dat ik een geduldig man ben.’

Ze staarde omlaag. ‘Niet omdat je niet aantrekkelijk bent… Dat ben je wel… Maar het is zo lang geleden dat ik, eh… met iemand naar bed ben geweest.’

‘Vind je me echt aantrekkelijk, cara?’ vroeg hij zacht.

‘Het heeft geen zin dat te ontkennen. Elke keer dat je me kust, heb ik het gevoel dat… dat…’

‘Dat wat?’

Ze slaakte een korte, scherpe zucht. ‘Dat ik… voor het eerst… echt leef.’

‘Misschien had je me wel helemaal niet zo aantrekkelijk gevonden als je je herinneringen aan mij niet verloren had,’ zei hij na een korte stilte.

Ze vroeg zich af of hij haar bedrog doorzag, maar niets in zijn gezicht leek daarop te duiden.

‘Ga maar naar bed, Gemma. Ik zie je morgenochtend weer.’

‘En deze rommel dan?’ Ze wees naar de eettafel. ‘Ik help je wel even met afruimen.’

‘Laat maar,’ zei hij. ‘Je ziet er moe en bleek uit.’

‘Waar… Waar moet ik slapen?’

‘Waar je maar wilt,’ antwoordde hij. ‘Er zijn in dit huis zes slaapkamers, dus kies er maar een uit waar je je lekker in voelt.’

‘Oké. Welterusten, Andreas.’

‘Buonanotte, Gemma.’ Hij deed een stap naar haar toe, drukte zachtjes een kus boven op haar hoofd en liep vlak langs haar heen de kamer uit, waarbij hij wat van zijn lichaamswarmte op haar achterliet en tegelijkertijd haar hart met zich meenam.





Hoofdstuk 11





Die nacht werd Gemma een paar keer wakker; haar been deed pijn, en wat ze ook deed, ze kon zich maar niet ontspannen. Uiteindelijk gaf ze het op; ze trok een ochtendjas aan en verliet de slaapkamer die ze gekozen had om naar het toilet in de hal te gaan. Ze rommelde in het kastje onder de dubbele wasbak, op zoek naar pijnstillers, maar vond er geen.

Er werd op de deur geklopt. ‘Gemma? Is alles in orde?’

Ze richtte zich op en liep moeizaam naar de deur om die te openen. ‘Ik kon niet slapen. Ik was op zoek naar aspirine. Heb je die ergens?’

‘Ik heb wel wat in mijn badkamer,’ zei hij. ‘Heb je last van je been?’

‘Een beetje.’ Ze probeerde niet te staren naar zijn blote borstkas, of naar het zwarte, weinig verhullende ondergoed dat hij droeg.

Hij ging haar voor naar zijn kamer, zei haar te gaan zitten op zijn bed, waaraan te zien was dat ook hij rusteloos had liggen woelen.

Hij kwam de badkamer uit lopen met een glas water en twee tabletjes. ‘Kijk eens.’

Ze nam de tabletten uit zijn hand en slikte ze door met een slok water. ‘Dank je.’ Ze gaf hem het glas terug en wilde opstaan, maar hij legde een hand op haar schouder.

Onzeker keek ze hem aan. ‘Ik ga terug naar mijn kamer.’

‘Nee, niet weggaan,’ zei hij met hese stem. ‘Ik kon ook niet in slaap komen. Blijf even praten.’

‘Ik weet niet of dat zo’n goed idee is.’

‘Vertrouw je me niet, Gemma?’

Ik vertrouw mezelf niet, wilde ze zeggen. ‘Ik ben niet zo’n goede gesprekspartner, Andreas. Je verveelt je waarschijnlijk ontzettend met mij.’

‘En dat is precies wat ik nodig heb om in slaap te komen,’ zei hij. ‘Of ik moet weer schaapjes gaan tellen. Ik heb er al een paar duizend geteld, en dat heeft nog geen resultaat opgeleverd, zoals je kunt zien.’

Ze kon een kleine lach niet onderdrukken. ‘Ik heb er eens vijftienduizend en eenendertig geteld, of was het tweeëndertig? Ik weet het niet meer.’