Wei Zhi(26)
Bram zoekt oogcontact met zijn vader, die zegt: ‘Ga maar even naar je kamer.’
Eindelijk zijn ze in staat een begrijpelijk verhaal te vertellen. Haar moeder begint: ‘Juf Nienke vindt dat je erg onrustig bent in de klas. Snel afgeleid, je werk is vaak niet af, je roept dingen zonder je beurt af te wachten, je reageert eigenlijk op alles wat er in de klas gebeurt.’
Haar vader zegt: ‘Je kunt er ook voor kiezen om niet te reageren.’
‘Je bent een beetje druk,’ gaat haar moeder verder. ‘Ze vroeg zich af of je niet geholpen bent met medicijnen. Daar word je rustiger van.’
Merel kijkt van de een naar de ander. Medicijnen? Daar heeft ze wel eens over gehoord. Ineens hoort ze in haar hoofd iets anders: haar tantes die afgelopen zomer op de verjaardag van haar oma tegen elkaar zeiden: ‘Ik dacht dat alleen jongens ADHD hadden.’ Merel hoorde het per ongeluk.
‘Heb ik ADHD?’ vraagt ze daarom snel.
‘Misschien, misschien, juf Nienke zei…’ begint haar vader, maar haar moeder valt hem in de rede: ‘Doet dat er iets toe als je dat weet? Je bent zoals je bent en je bent goed zoals je bent. Dat moet iedereen maar accepteren. Juf Nienke moet er maar mee leren omgaan!’
‘Maar Karina,’ begint haar vader. ‘Juf Nienke heeft nog meer kinderen in de klas. En wij…’
‘Nee, ik wil er niet eens over praten,’ valt Merels moeder hem in de rede. ‘Ik blijf bij wat ik op school ook zei: die neiging tegenwoordig om maar etiketjes op kinderen te willen plakken, vind ik abnormaal.’
Hè? Etiketjes plakken? Op haar? Merel begrijpt er steeds minder van.
Haar moeder ratelt verder: ‘Testen? Vermoeden van? En dan? Medicijnen? Niemand kan tegenwoordig meer iets van een kind hebben. Sterker nog, kinderen moeten zich netjes en aangepast gedragen! Ik was vroeger ook een kwek en een rommelkont. Ben ik nog steeds een beetje. En is er iets mis met mij? Zo ben ik! Ik accepteer mijn kind zoals zij is. Merel mag zichzelf zijn. Ik wil géén etiketjes opplakken en zeker geen chemische rommel in mijn kind stoppen.’
‘Maar juf Nienke zei,’ probeert haar vader, ‘dat ze er beter van gaat presteren, ze heeft het gevoel dat er niet uitkomt wat erin zit. Het is voor Merel prettiger als we wat meer rust creëren, het is voor iedereen prettiger. Medicijnen zijn maar een hulpmiddel…’
Merels moeder staat op. ‘Troep is het! Dat lees jij toch ook in de kranten, Freek.’
‘Ga zitten! We zouden met Merel praten.’
Daar lijkt het niet erg op, denkt Merel. Haar ouders praten over haar hoofd heen, letterlijk ook, nu haar moeder is gaan staan en strijdvaardig om zich heen kijkt terwijl ze zegt: ‘Ik geef geen toestemming!’
‘Ga alsjeblieft zitten!’ zegt haar vader opnieuw. Zijn stem klinkt geïrriteerd. ‘En dat andere punt… Ik ben het met juf Nienke eens! Wat meer structuur is goed voor een kind. We kunnen in ieder geval proberen wat meer structuur aan te brengen…’
‘We? We? Is dat verkapte kritiek?’ Merels moeder gaat zitten, maar het lijkt erop of ze elk moment weer op kan springen.
Nu besluit Merel dat het tijd wordt in te grijpen, ze heeft al zó lang niets gezegd.
‘Ja hallo! Mag ik nu ook even? Misschien wil ik helemaal geen medicijnen!’
Ze zegt het zomaar, zonder nadenken. Ze weet één ding: deze ruzie moet ophouden! Het helpt. Zowel haar vader als haar moeder zwijgen. Ze nemen allebei een slok koffie en Merel gaat door: ‘Ik vind alles goed zoals het is!’