Reading Online Novel

Wat de doden weten(92)



‘Kunnen we even stoppen?’ vroeg Heather, die haar armen om haar buik sloeg alsof ze kramp had.

‘We komen eigenlijk al te laat, maar als je wagenziek bent of iets moet eten…’

‘Ik dacht dat we misschien naar het winkelcentrum konden gaan.’

‘Het winkelcentrum?’ Kay wierp een blik op Heather. Het was lastig om oogcontact te maken terwijl je reed, vooral als je probeerde in te voegen op de ringweg, maar van hoe ze met Grace omging had ze geleerd dat oogcontact werd overschat. Ze kreeg meer informatie uit haar dochter los als ze allebei recht voor zich uit staarden door dezelfde ruit. Het winkelcentrum zat één afrit verder dan waar Heather dinsdagavond was aangehouden. ‘Wilde je daar dinsdag ook al naartoe?’

‘Niet bewust. Maar misschien wel. Ik moet er nu in ieder geval echt naartoe voordat ik naar dat gesprek ga. Alsjeblieft, Kay? Het is geen doodszonde om te laat te komen.’

‘Ik maak me niet zozeer zorgen over de rechercheurs, maar vooral over Gloria. Zij hecht aan niemands tijd meer waarde dan aan die van haarzelf.’

‘Ik bel haar wel even met jouw mobieltje om haar te laten weten dat we wat later zijn.’ Zonder Kays toestemming af te wachten greep Heather de telefoon uit de bekerhouder tussen de stoelen in en gebruikte het menu voor ontvangen oproepen om achter Gloria's nummer te komen en terug te bellen. Ze bediende de telefoon vaardig, net zo op haar gemak met gadgets als Seth en Grace. ‘Gloria? Heather hier. We rijden net pas weg. Kays ex-man kwam de kinderen te laat ophalen, en we konden ze moeilijk alleen achterlaten, nietwaar?’ Ze gaf Gloria geen tijd om te antwoorden. ‘Tot zo!’

Wat een briljant excuus, dacht Kay. De schuld geven aan iemand die niemand kent en aan wie niemand twijfelt.

Het duurde maar een fractie van een seconde, maar de grote betekenis van deze observatie leek onder haar banden te zingen terwijl ze de lange, brede afrit naar Security Boulevard nam.

‘Ik dacht dat alles altijd kleiner werd naarmate je ouder wordt,’ zei Heather. ‘Het lijkt hier wel groter. Hebben ze uitbreiding gehad?’

Ze stonden in een gang waar volgens Heather het filmtheater met de twee zalen ooit had gestaan. Voor een zaterdag was het veel te rustig in het winkelcentrum en ook al waren er de voor in een winkelcentrum gangbare winkels – Old Navy, een muziekketen, Sears en Hecht's – de andere winkels waren Kay onbekend en er heerste een algeheel gevoel van verlatenheid. In de ene hoek was er een voormalig warenhuis afgebroken. De muren waren gesloopt zodat er niet meer over was dan de roltrappen, die de winkelaars naar een Aziatisch eetgedeelte bracht. Er moest wel een flinke Aziatische gemeenschap in het gebied wonen, want de op de zuidkant van het winkelcentrum hing een bord met de naam Seoul Plaza. Kay vond het Seoul Plaza-gedeelte vaag hoopgevend; een teken van hoe er dingen waren veranderd en aangepast. In zekere zin was het opwindend dat dit gedeelte van het district Baltimore een dusdanig gespecialiseerde winkel nodig had. Maar ze was bepaald geen fan van winkelcentra, en deze was ook nog eens zo verlaten, aftands en vergeten.

Ze vroeg zich af hoe het er in Heathers ogen uitzag.

‘Hier kon je vroeger de Karmelkorn al ruiken,’ zei Heather. ‘De geur hing dan hier in de centrale hal al. Daar hadden we elkaar die dag moeten ontmoeten.’

Heather begon te lopen, met haar hoofd omlaag, alsof ze aanwijzingen moest volgen. Toen ze aankwamen bij het atrium, sloeg ze rechtsaf. ‘De orgelwinkel was hier, vlak bij de boekwinkel. De naaiwinkel – Singer, niet Jo-Ann – was de andere kant uit, net als Harmony Hut. We hadden onze vader om half zes moeten ontmoeten bij de gezondheidswinkel, de GNC. Daar kocht hij gist van Brewer's en sesamsnoepjes. Het was daar mooi. Veel mensen, heel feestelijk.’

Het was alsof Heather zich voorbereidde, alle stof voor een toets nog een keertje herhaalde. Maar als ze Heather Bethany was, waarom maakte ze zich er dan zorgen over of ze wel de juiste antwoorden gaf? En als ze zich daar geen zorgen over maakte, dan moest ze toch inzien dat het winkelcentrum zo sterk veranderd was dat niemand haar herinneringen eraan kon controleren, haar opmerkingen kon tegenspreken.

‘De beveiliging.’ Ze hield stil om naar een glazen hokje te kijken waarin mannen in uniform naar verschillende schermpjes stonden te staren, en Kay vroeg zich af of ze misschien dacht dat zulke mannen haar dertig jaar geleden hadden kunnen redden. ‘Dit is waar de Karmelkorn… Nee, nee, néé. Ik draaide hier om. Ik raakte in de war door die nieuwe vleugel waar Hecht's zit. Niet dat het winkelcentrum groter is geworden, maar ik raakte in de war van de indeling, hoe die twee gangen nu lopen.’

Ze begon zo snel te lopen dat Kay bijna moest rennen om haar bij te houden. ‘De bioscoop moet hier ongeveer zijn geweest,’ zei ze, op een winkel af stiefelend. Daarna draaide ze zich om en begon weer even snel te lopen. ‘En als we hiernaartoe gaan… Ja, nu snap ik het allemaal weer. Die plek waar de liften waren, dat was niet Hoschild's, maar J.C. Penney, dat stond in dat weekend nog in de steigers. Hier… Dit was de orgelwinkel, waar meneer Pincharelli in het weekend werkte.’