Reading Online Novel

Wat de doden weten(12)



Hij doorkruiste de stad op zijn gemak en bereikte het ziekenhuis in minder dan veertig minuten. Maar het was niet goed genoeg. Gloria Bustamante, de meest bikkelharde strafpleiter van iedereen, man of vrouw, homo of hetero, stond in de gang van het ziekenhuis.

Verdomme.

‘Wat zie jij er beteuterd uit,’ zei het oude alcoholistische serpent. ‘Weet je, ik had nooit gedacht dat ik ooit reden zou hebben om dat woord in een zin te gebruiken, maar nu zie ik het ineens: beteuterd. Als een blauwe gaai met een neerhangend kuifje.’

Ze trok aan een haarlok, een misplaatste streng roodbruin haar, met een centimeter grijze uitgroei, haar lippenstift zat binnen en buiten de natuurlijke lijntjes van haar mond en er miste een knoop op haar pak. De neuzen van haar schoenen, die ooit duur waren geweest, waren versleten en afgetrapt, alsof ze herhaaldelijk tegen iets heel hards had geschopt. Waarschijnlijk het scheenbeen van een rechercheur.

‘Heeft ze jou ingehuurd?’

Ik geloof dat we tot een overeenkomst zijn gekomen, ja.’

‘Het is het ja of nee, Gloria. Ben jij haar advocaat?’

‘Voorlopig. Ik geloof haar op haar woord dat ze zich mijn tarief kan veroorloven.’ Haar ogen schoten over hem heen. ‘Je bent hier voor de moordzaak, toch? Niet voor het verkeersonderzoek?’

‘Het kan me geen donder schelen wat ze met haar auto heeft gedaan.’

‘Als ze bereid is met je over de moord te spreken, kunnen we dat verkeersgedoe dan vergeten? Het was niet echt iemands schuld, ze was in paniek…’

‘Shit zeg, Gloria. Wie denk je wel niet die je bent, Monty facking Hall? Een ongeluk ruilen voor wat er achter het gordijn zit… Voor iedere onderhandeling is goedkeuring van de officier van justitie nodig. Dat weet je.’

‘Tja, in dat geval kan ik je misschien wel helemaal niet bij haar toelaten vanmorgen. Ze is uitgeput, ze heeft een hoofdwond. Ik weet niet zeker of er wel iemand met haar moet praten tot een arts heeft vastgesteld of het ongeluk haar geheugen niet heeft aangetast.’

‘Ze hebben haar gisteravond al onderzocht.’

‘Ze is behandeld voor haar verwondingen. En ze heeft net een psychologisch onderzoek gedaan. Maar ik wil graag een expert bij de zaak betrekken, iemand van Neurologie Misschien kan ze zich de botsing helemaal niet herinneren. Misschien is ze zich er niet van bewust dat ze is doorgereden na een ongeluk.’

‘Bewaar die onzin maar voor je slotpleidooi, Gloria, en vertel gewoon wat je te zeggen heb. Ik moet weten welke zaak ze voor me kan oplossen en of het onder onze jurisdictie valt.’

‘O, dit valt absoluut in jullie jurisdictie, rechercheur.’ Gloria gaf haar woorden een suggestieve bijklank, zoals ze altijd klonk als ze tegen mannen sprak. Toen Infante haar had leren kennen, had hij gedacht dat die toespelingen haar manier waren om haar seksuele geaardheid te verbergen. Maar Lenhardt bleef volhouden dat het een hoog ontwikkeld soort ironie was, het soort zieke kronkel dat een professionele kronkelaar als Gloria toepaste om haar praktijk drijvende te houden.

‘Maar kan ik nu met haar praten?’

‘Over die oude zaak, niet over het ongeluk.’

‘Kom op, Gloria, ik zit bij Moordzaken. Alsof mij die vangrailsloper op de ringweg wat kan verrotten. Tenzij… Wacht even, heeft ze het expres gedaan? Probeerde ze de mensen in die andere auto om het leven te brengen? Man, misschien heb ik wel mazzel vandaag en kan ik twee zaken in één klap oplossen.’ Hij knipte met zijn vingers.

Gloria liet haar ogen verveeld over hem heen gaan. ‘Laat de humor maar aan je brigadier over, Kevin. Hij is de grapjas van het stel. Jij bent de mooie jongen.’

De vrouw in het ziekenhuisbed hield haar ogen stijf dichtgeknepen, als een kind dat doet alsof hij slaapt. Het licht in de kamer toonde de fijne haartjes op haar arm en op de zijkant van haar gezicht, blond perzikachtig dons, niet meer dan dat. En er lag een holle blik achter haar ogen, een doorleefde uitputting. Haar ogen knipperden heel even, maar sloten toen weer.

‘Ik ben zo moe,’ mompelde ze. ‘Moeten we dit echt nu doen, Gloria?’

‘Hij blijft niet lang, lieverd.’ Lieverd? ‘Hij komt alleen voor het eerste deel.’

Het eerste deel? Wat was dan het tweede?

‘Maar dat is nou net het lastigste deel om over te praten. Kun jíj het hem niet gewoon vertellen en mij met rust laten?

Hij moest zich laten gelden, niet langer wachten op de introductie die Gloria niet van plan was te doen.

‘Ik ben Kevin Infante, rechercheur Moordzaken in het district Baltimore.’

‘Infante? Zoals het Italiaanse woord voor baby?’ Haar ogen waren nog steeds gesloten. Ze moest ze voor hem openen, realiseerde hij zich. Tot op dit moment had Infante er nog nooit over nagedacht hoe belangrijk geopende ogen in zijn vak waren. Hij had natuurlijk vaker nagedacht over oogcontact, de verschillende manieren waarop mensen oogcontact gebruikten bestudeerd, geweten wat het betekende als iemand hem niet in de ogen kon kijken. Maar hij had nog nooit meegemaakt dat iemand met zijn ogen dicht bleef zitten – of liggen, zoals nu het geval was.