Reading Online Novel

Waarheen De Storm Ons Voert(46)



‘Een man, die er een minnares op na houdt, verzorgt deze meestal beter dan zijn eigen vrouw. Ik zou lief en meer dan royaal voor jou geweest zijn.’

‘Betekent dat dat je dat nu niet zult zijn?’ vroeg zij sarcastisch.

‘Precies,’ zei hij luchtig en joeg haar opnieuw de stuipen op het lijf. Hij stond op van het bed en keek op haar neer. ‘Zoals ik al zei, ik houd er niet van gechanteerd te worden en daarom heb ik voor jou een passende straf uitgezocht. Jij wilde zekerheid en een naam voor je kind. Die zul je krijgen, mijn beste - maar nooit meer dan dat. Je zult er nauwelijks beter aan toe zijn dan een bediende bij mij thuis. Je zult de naam hebben die je wilde, maar je zult moeten bidden en smeken om je geringste wens vervuld te krijgen. Je zult geen rooie cent hebben of een normaal leven leiden. Maar ik zal er wel voor zorgen dat andere mensen er niet achterkomen in welke situatie jij je bevindt. Met andere woorden, liefje, je positie, die je klaarblijkelijk zo eervol vond, zal niets anders zijn dan een speciaal soort gevangenis. Zelfs de meer tedere ogenblikken van het huwelijk zul je niet met mij delen. In mijn ogen ben je een gewone dienstmeid. Als mijn minnares zou je als een koningin behandeld zijn, maar nu zul je mij alleen als je heer en meester kennen. Meer niet.’

‘Bedoel je, dat wij… eh… niet intiem zullen zijn?’ vroeg zij vol verbazing.

‘Je bent vlug van begrip, mijn beste. Op dat punt hoef je je geen zorgen te maken. Ik zal heus mijn strot daarom niet doorsnijden. Jij bent slechts een vrouw onder velen. Voor een man is het gemakkelijk bevrediging voor zijn lagere instincten te vinden.’

Heather zuchtte vol vreugde, alsof plotseling een zware last van haar afgevallen was. Zij glimlachte en dankte haar goed gesternte. ‘Sir, niets zou mij aangenamer zijn dan dit. Dat verzeker ik u.’

‘Ja, dat zie ik,’ sneerde hij koel. ‘Nu ben je er nog gelukkig mee, maar de hel is pas begonnen, m’lady. Ik ben nu niet bepaald een gemakkelijk man om mee te leven. Ik heh een rothumeur, dat zo’n krielkip als jij kan vernietigen zonder met de ogen te knipperen. Wees dus gewaarschuwd, mijn schoonheid. Prikkel me niet. Loop op je tenen, dan zul je het misschien overleven. Begrijp je me?’

Zij knikte, maar likte niet langer meer haar lippen af over haar geluk.

‘Ga nu maar slapen. Het zal nog wel even duren, voordat ik hetzelfde doen kan.’

Zij gehoorzaamde snel om hem niet nu al een reden te geven tot ongenoegen. Zij ging vlug liggen en trok de dekens op tot aan haar kin, terwijl zij hem nauwlettend gadesloeg toen hij door de kamer naar de balkondeur liep. Hij opende die en stapte naar buiten in het maanlicht. Zonder haar ogen van hem afte houden ging Heather op haar zij liggen, voorzichtig, omdat zij zijn aandacht niet weer op haar wilde vestigen. Opnieuw stond hij daar als een zeeman op de volle zee. De maan verlichtte flauw zijn knap gezicht en brede schouders. Zijn gladde, bruine huid glansde in het licht. Zij dommelde in, terwijl zij nog naar hem keek.





Met een ruk werd Heather wakker, toen Brandon zich op het kussen naast haar liet vallen. Nog slaapdronken dacht zij dat hij haar iets wilde doen. Met een kreet van schrik ging zij rechtop zitten en sloeg een arm uit alsof zij hem wilde afweren. Maar met een snauw greep hij de arm beet en gooide haar terug in het kussen.

‘Houd je rustig, idioot,’ siste hij, terwijl hij zich over haar heen boog. ‘Ik ben niet van plan de hele nacht in die stoel te blijven zitten en het bed aan jou over te laten.’

Haar lichaam schudde van angst toen hij haar op het bed neerdrukte. Zijn gezicht was vlak boven haar in de duisternis en zijn hete adem voelbaar. Het maanlicht, dat vanaf het balkon naar binnen viel, deed zijn woedend gezicht goed uitkomen.

‘Ik wilde niet schreeuwen,’ fluisterde zij angstig. ‘Ik schrok alleen maar.’

‘Schrik dan in godsnaam maar een andere keer,’ snauwde hij. ‘Ik heb iets tegen gevangenissen.’

‘Lord Hampton zou niet…’ begon zij zacht.

‘Nou, zeg dat maar niet te hard. Nu je mijn naam hebt, is je eer hersteld, maar als hij ook maar vermoedt dat hij er niet verstandig aan deed jou aan mij te koppelen, dan zal hij met alle plezier zijn dreigement uitvoeren en mij in de gevangenis stoppen om mij bij jou weg te houden. Dus ondanks alles wat jij tegen mij hebt, als je graag wilt dat je kind een vader heeft, geef hem dan niet de gelegenheid zich ermee te bemoeien.’

‘Dat was ik ook niet van plan,’ antwoordde zij fluisterend.

‘Daar ziet het anders niet naar uit,’ grauwde hij.

‘Oh jij,’ siste zij en probeerde zich uit zijn greep los te maken. ‘Waarom moest uitgerekend ik de pech hebben tegen jou op te lopen? Jij bent… jij bent afschuwelijk.’