Vierspel(42)
Het idee is dat ik een soort voorgesprek doe, zogenaamd om hen de ins en outs van de baan uit de doeken te doen (‘Je doet algemeen kantoorwerk, dus telefoon opnemen en zo, maar je werkt ook voor Cruella Krengemans van hiernaast.’), maar in feite wil ik ze eerst ontmoeten om te zien wat voor vlees ik in de kuip heb. Dan stuur ik ze door voor een gesprek met Joshua, Melanie en, natuurlijk, Lorna. Aan de telefoon klinken ze allemaal reuze aardig, en ik voel me heel even schuldig omdat een van hen zal worden veroordeeld tot een afgrijselijke baas. Maar over dat gevoel weet ik toch redelijk snel heen te stappen. Als ik aan het eind van de dag naar huis ga, ben ik redelijk optimistisch. Bovendien is het Lorna en mij gelukt om een hele dag door te brengen zonder ook maar een woord te wisselen, en het bedrijf is daar niet van omgevallen. Joshua en Melanie merkten het niet eens, en alles wat er moest gebeuren is gewoon gebeurd. Ik wil dolgraag weten wat er gisteravond is voorgevallen, en of Alex en Lorna ruzie hebben gemaakt over mijn sensationele mededeling. Of dat het voor hen alleen maar een bevestiging was dat ze er goed aan doen om tegen mij samen te spannen, of dat hij haar er misschien van heeft weten te overtuigen dat ik het allemaal uit mijn duim heb gezogen. Maar ik kan daar natuurlijk onmogelijk naar vragen.
Ik was compleet vergeten dat het vandaag Williams grote dag is. Het is de eerste keer dat hij een vriendje mee naar huis heeft genomen sinds hij op de middelbare school zit. Hij is met Sam in de keuken bezig aan een soort scheikunde-experiment, en Zoe, die baalt omdat ze met – zoals zij hen noemt – twee nerds naar huis moest lopen in plaats van eentje, zoals gewoonlijk, heeft zich in haar kamer verschanst en zit verwoed te sms’en.
‘Hallo,’ zeg ik tegen Sam. ‘Ik ben de moeder van William.’
‘Aangenaam,’zegt hij, en hij steekt stijfjes zijn hand naar me uit. Ik schud hem, maar weet niet goed wat ik verder moet zeggen. Dus hou ik het op: ‘Nou, maak maar niet te veel troep,’ en ik laat hen verdergaan met het verwoesten van mijn schitterende aanrecht van Italiaans marmer.
Nu ik geen kinderen heb om me gezelschap te houden en ik de keuken niet in kan om vast met het eten te beginnen, zit ik in mijn eentje in de zitkamer te wachten tot Dan thuiskomt. Ik kan niet goed alleen zijn als ik dingen aan mijn hoofd heb. Ik ben geneigd om te gaan piekeren, en ik maal over al mijn tekortkomingen en de diverse manieren waarop mijn prettige leventje uit elkaar zou kunnen knallen. Tegen de tijd dat Dan de kamer binnen loopt, ben ik bijna wanhopig. Ik moet weten wat voor effect mijn gekijf met Lorna heeft gehad.
‘Heb jij Alex vandaag nog gesproken?’ vraag ik zo achteloos mogelijk nadat ik mezelf heb gedwongen te wachten tot hij zich heeft omgekleed en een biertje uit de ijskast heeft gepakt. (Beeld door de deels openstaande keukendeur: twee kleine jongens die van top tot teen onder het meel zitten, zo te zien, en iets wat griezelig staat te borrelen op het fornuis).
‘Nee, zegt hij, klikt zijn blikje open, gaat languit op de bank liggen en pakt zijn krant.
Dat was het dus. Voorlopig.
Lorna en ik zetten deze staat van ontkenning nog een paar dagen voort – niet de ontkenning van het probleem, maar die van elkaars bestaan. We praten alleen als ik een beller met haar moet doorverbinden. Dan zegt zij: ‘Hallo’, en ik zeg: ‘Ik heb zus-en-zo voor je aan de lijn.’ Ik wacht niet eens om te horen of ze het gesprek wil aannemen of niet, ik druk meteen door. Ik heb haar nauwelijks een blik waardig gekeurd. Nu ze haar eigen kantoortje heeft, komt ze daar bijna niet uit, behalve om zich op te sluiten met Joshua of Melanie, of, naar ik aanneem, om te gaan lunchen. Het moge duidelijk zijn dat het probleem van de lunchplichten niet meer aan de orde is, want dat zou inhouden dat we moeten communiceren, en dat gaat voorlopig niet gebeuren. Dus zet ik de telefoons op voicemail, en hol ik naar de broodjeszaak in het steegje om de hoek waar ik snel iets mee gris, dat ik dan achter mijn bureau opeet. Ik weet dat het eind in zicht is.
Vandaag is het sollicitatiedag. Er komen vijf vrouwen en een man zich van hun beste kant laten zien. Het is een gemengd gezelschap – een moeder die zich voor het eerst weer op de arbeidsmarkt begeeft, twee zijn er net afgestudeerd, een financiële adviseur die totaal iets anders wil gaan doen, een pas boventallig geworden secretaresse en een oudere dame wier jongste kind net is gaan studeren, zodat ze zich een beetje stuurloos voelt. Wat Melanie en Joshua van die laatste kandidaat zullen vinden weet ik nog niet zo net. Ik heb het gevoel dat ze een of ander jong ding verwachten dat ze nog kunnen vormen. Maar ik geloof heel erg dat je iedereen een eerlijke kans moet geven, hoe oud of onervaren hij of zij ook is. Je weet maar nooit wat voor talent je op die manier opduikelt.