Reading Online Novel

Vierspel(37)



‘Wat heb ik gedaan dan?’

Dan kust me. ‘Ik moet gaan, ik kom zo te laat op m’n werk.’

‘Snel even dan.’

‘Je hebt gezegd wat je van haar denkt, zullen we maar zeggen. Voor mij niks nieuws, maar ik weet niet zeker of je die dingen haar ooit in het gezicht zou zeggen…’

Als ik niet al misselijk was, dan zou ik het nu worden. ‘Wat voor dingen?’

‘Je weet wel, dat je denkt dat ze wanhopig is, dat ze alleen met Alex is omdat ze zo langzamerhand elke man wel wil, dat ze je irriteert…’

‘O god. Goed, stop maar. Ik hoef het verder niet te weten. O god,’ zeg ik nog eens, en ik verstop mijn hoofd in het kussen.

Dan herinner ik me Alex. ‘En Alex?’

‘Ik zou voorlopig maar even uit zijn buurt blijven, zou ik zeggen,’ antwoordt Dan, en het zou fijn zijn als hij dat als grapje bedoelt, maar ik weet wel beter. ‘Je kunt er nu toch niks aan doen, dus heeft het geen zin om je er op dit moment druk over te maken,’ zegt hij, en ik zie hem een stiekeme blik op zijn horloge werpen.

‘Het is goed,’ zeg ik. ‘Ga maar naar je werk.’

‘Het punt is: ik heb om kwart voor tien een vergadering. Anders zou ik best…’

‘Het komt wel goed, niks aan de hand.’

Ik weet één ding zeker, en dat is dat ik me niet ziek kan melden. In mijn afwezigheid neemt Lorna de telefoon op en zij weet natuurlijk dat ik helemaal niet ziek ben. Enfin, ik ben wel ziek, maar dit is niet een ziekte waarbij ziekmelden acceptabel is. En trouwens, wat moet ik zeggen als ze opneemt? Als Dan weg is sleur ik mezelf naar de badkamer en ga ik onder de douche staan zonder ook maar een poging te ondernemen me te wassen. Als ik over tien minuten wegga, kom ik maar een kwartier te laat op mijn werk. Niet dat er iets uit mijn handen gaat komen en waarschijnlijk stink ik uit al mijn poriën naar de wodka, maar ik ben er dan in elk geval. Ik bedenk in de metro wel hoe ik de situatie verder het hoofd ga bieden.

Het probleem is dat ik me oprecht slecht voel. Ik zeur wat af over Lorna, maar ik weet best dat ze dit niet verdiende. Niemand verdient zoiets. Ik ben nooit zo iemand geweest die meent dat ze het recht heeft om andere mensen te vertellen wat ze van hen vindt. Iemand die het als een deugd ziet – ‘ik ben tenminste eerlijk’ – terwijl ze eigenlijk alleen maar grof zijn. Wat gij niet wilt dat u geschiedt, et cetera. Ik kan wel scherp zijn, maar alleen in mijn eigen hoofd, of tegen Isabel of Dan, om hen aan het lachen te maken. Ik ben nooit een treiterkop geweest; dat vind ik juist vreselijke mensen. Ik wil een ander geen verdriet doen. Er zit dus maar één ding op, en dat is haar mijn welgemeende en nederige excuses aanbieden zodra ik op kantoor kom. Ik zal haar proberen uit te leggen dat het meer over mij zegt en mijn verdriet over het verlies van mijn vertrouwde clubje dan dat het iets over haar zegt. Ik moet door het stof. Want ik mag Lorna niet, maar ik wil wel rechtzetten wat ik denk te hebben misdaan. En dan moet ik straks nog maar eens bellen met Alex om vrede te sluiten. En met Isabel om mijn excuses aan te bieden omdat ik haar avond heb verpest. Enfin, één ding tegelijk.

Op weg naar kantoor flitsen de herinneringen voorbij als bliksemschichten. Ik zie een beeld voor me van een huilende Lorna, een van het woedende gezicht van Alex, en een van die schattige Isabel die zachtjes aandringt dat ik rustig moet blijven en dat ik naar huis moet gaan. Ik hoor mezelf tegen Lorna zeggen dat ze een eetstoornis heeft, en dat ze psychiatrische hulp moet zoeken. Ik dwing mezelf om die flashbacks te verdringen door me alleen nog maar te concentreren op hoe beroerd ik me op dit moment voel, wat niet zo moeilijk is zoals je je wel kunt voorstellen, omdat ik kotsmisselijk ben en de metro verschrikkelijk schommelt. Op een gegeven moment moet ik kokhalzen, en ik sla een hand voor mijn mond. De vent naast me gaat ergens anders zitten en werpt de vrouw tegenover hem een veelbetekenende blik toe.

Voor ik zelfs maar mijn tas heb neergezet zeg ik: ‘Lorna, het spijt me zo.’

Ze kijkt me aan met een blik waar water spontaan van zou bevriezen, maar ze zegt niets.

‘Ik was dronken. Ik heb me aangesteld. En ik meende niks van wat ik allemaal heb gezegd. Echt niet.’

Ze zegt nog steeds niets, terwijl ik juist niet meer op kan houden.

‘Ik heb erover na zitten denken, maar ik denk dat ik me bedreigd voelde omdat jij in ons kringetje bent gekomen. Ik was bang dat alles voorgoed anders zou worden, en ik haat veranderingen. Het is belachelijk, dat weet ik ook best. En het is ook absoluut geen excuus voor wat ik heb gedaan, maar het is in elk geval een soort verklaring.’

Niets.

‘Zeg dan iets. Ik kan mijn woorden niet meer terugnemen, maar ik wil dat je weet dat ik echt spijt heb. Dus zeg nou alsjeblieft dat je mijn excuses aanvaardt.’